Woordrelaties in Lassy

Inhoud:

Inleiding

Met deze toepassing kun je zoeken naar woord-paren in delen van de Lassy treebanks. De Lassy treebanks bestaan uit Nederlandstalige zinnen die voorzien zijn van hun syntactische ontleding. In de Lassy Klein treebank (1 miljoen woorden) is voor elke zin de syntactische ontleding handmatig gecheckt. In de Lassy Groot treebank (700 miljoen woorden) is de syntactische ontleding automatisch toegevoegd door de automatische parser Alpino.

In de toepassing kun je zoeken naar woord-paren en hun syntactische relatie (zoals onderwerp, lijdend voorwerp, bepaling). In welke zinnen komt het woord auto voor als lijdend voorwerp van het werkwoord stelen? In welke zinnen komen de woorden beschuit en appel voor als conjuncten in een coordinatie? In welke zinnen komt het woord geen voor als determiner bij het woord toekomst?

Voor elke zoekvraag kun je dus twee woorden specificeren, en eventueel de gezochte syntactische relatie. Je kunt van elk woord ook de woordsoort (werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord) nader beperken. Omdat je elk van de vijf velden ook oningevuld kunt laten, kun je ook vragen als de volgende formuleren: In welke zinnen komt een lijdend voorwerp bij het werkwoord stelen voor? In welke zinnen komt een onderwerp bij het werkwoord beslissen voor? In welke zinnen komt een bijwoord voor als bepaling bij een werkwoord?

Op de bladzijde met de gevonden zinnen kun je per zin de preciese syntactische structuur bekijken door op de boom-link te klikken. Je kunt op de statistiek-knop klikken om de frequentie-informatie van alle gevonden zinnen en woord-paren te zien te krijgen.

De Lassy treebanks zijn gemaakt door de KU Leuven en de Rijksuniversiteit Groningen door middel van een financiering van de Nederlandse Taalunie. De treebanks kunnen worden verkregen bij de TST Centrale.

Links

TST Centrale
Lassy Klein
Lassy Groot
Achtergrondinformatie over Lassy
Achtergrondinformatie over Alpino

Soorten relaties

app
hoofd met een appositie, zoals in
premier Kok
Piet, een aardige man
body/cmp
rompzin met voegwoord, zoals in
omdat hij geen zin had
body/rhd
voor relatieve bijzinnen: de rompzin en het relatieve deel, zoals in
die in Amsterdam woont
body/whd
voor vraagzinnen: de rompzin en het vraagwoord, zoals in
wie heb je daar ontmoet
cmp/-
voor voegwoorden die het hoofd van de zin zijn, zoals in
Omdat ik geen zin heb.
cnj/cnj
voor conjuncten die samen in een conjunctie voorkomen, zoals in
appels en peren
cnj/crd
voor de relatie tussen een conjunct en de coordinator in een conjunctie, zoals in
appels en peren
appels en peren
crd/cnj
idem
crd/crd
voor de relatie tussen twee coordinatoren in een conjunctie, zoals
zowel Jan als Piet
det
de determinator bij een hoofd, zoals in
het boek
dlink/-
Voor zinnen die met een coordinator beginnen, zoals in
En ik kom niet!
Maar hij luisterde niet...
dp/-
Voor delen van de zin die geen syntactische relatie met de rest van de zin hebben, zoals in
Vanochtend veel zon
hd/-
Voor het hoofd van de zin, zoals in:
Hij vertrekt.
Een stap die veel ophef veroorzaakt.
hdf
Voor een hoofd met een postpositie, zoals in
Tot nu toe
ld
Voor een hoofd met een locatief/directioneel complement
Hij fietste naar Zweden.
Hij rende het bos in.
me
Voor een hoofd met een maat-complement, zoals in
Dat duurde drie uur.
De aardappelen wegen twee kilo.
mod
Voor een hoofd met een modifier, zoals in
Een aardige jongen.
Hij kwam om half zes.
mod/cmp
Voor een modifier bij een ingebedde bijzin, zoals in
Vooral omdat hij te laat arriveerde.
nucl/-
Voor een nucleus die als hoofd van de zin fugeert, zoals in
Stromingen: twee types kun je onderscheiden
nucl/dlink
Voor de relatie tussen de coordinator en de rompzin in een zin die met een coordinator begint, zoals in
En dat is wel hard nodig.
obcomp
Voor de relatie van een hoofd met een comparatief-complement, zoals in
harder dan ooit
obj1
Voor de relatie van een hoofd met een direct object, zoals in
Hij sloeg zijn kinderen
In april
obj1/su
Voor de relatie tussen een lijdend voorwerp en een onderwerp
Hij sloeg zijn kinderen
obj2
Voor de relatie tussen een hoofd en een indirect object, zoals in
Hij gaf de leerlingen een kadootje.
obj2/su
Voor de relatie tussen een indirect object en het onderwerp, zoals in
Hij gaf de leerlingen een kadootje.
pc
Voor een hoofd met een voorzetselvoorwerp, zoals in
Hij rekent op zijn flexibiliteit.
pobj1
Voor de relatie tussen een hoofd en het voorlopige lijdend voorwerp, zoals in
Hij betreurt het dat je komt
Hij is er trots op dat je komt
predc
Voor de relatie tussen een hoofd en een predicatief complement (het naamwoordelijk deel van het gezegde), zoals in
Hij is de baas
Ik vond hem irritant
predm
Voor de relatie tussen een hoofd en een predicatieve modifier (dubbelverbonden bepaling, bepaling van gesteldheid),
Hij kwam dronken thuis
Hij verft de kozijnen geel
sat/-
Voor een sateliet die als hoofd van een zin fungeert, zoals in:
Het antwoord ligt voor de hand: luiheid.
se
Voor de relatie van een hoofd met een reflexief, zoals in
Hij bevindt zich in een grot
su
Voor de relatie tussen een hoofd en het onderwerp
Ik besta.
su/obj1
zie boven
su/obj2
zie boven
sup
Voor de relatie tussen een hoofd en het voorlopige onderwerp
Het is een feit dat hij niet kwam.
svp
Voor de relatie tussen een hoofd en een scheidbaar deel van het werkwoord of een deel van een idioom:
Hij belde me op
Het gaat het voor de wind
tag/-
Een tag die als hoofd van de zin voorkomt, zoals:
1. Voeten vegen.
Kok: We overleggen nog.
vc
Voor de relatie tussen een hoofd en een verbaal complement
Ik verwacht dat hij komt
Ik hoopte hem te ontmoeten
Ik wil hem niet langer de hand boven het hoofd houden

Zoekvoorbeelden

Zoeken naar woorden

Zoek naar het woord fiets, inclusief vervoegingen en varianten in collocatie (hoofdletters/kleine letters, met/zonder accenten):
woord: fiets
Zoek naar het woord FiÉtŠ, inclusief varianten in collocatie (hoofdletters/kleine letters, met/zonder accenten):
woord: ?FiÉtŠ
Zoek naar woorden bij het lemma fiets
woord: +fiets
Zoek naar vervoegingen van het woord weglopen
woord: @loop_weg
Zoek naar het exacte woord Fietsen (hoofdletter- en accentgevoelig):
woord: =Fietsen
Zoek naar woorden die beginnen met fiets:
woord: fiets%

Complexere voorbeelden

Wat er gestolen wordt:
woord, postag: n
relatie: obj1
hoofdwoord: stelen, postag: ww