Voorlopige resultaten van het Grote TaalexperimentEerste analyse, september 2007AchtergrondHet Grote Taalexperiment is een uniek experiment waarbij op een grootschalige manier gegevens zijn verzameld over hoe mensen zinnen begrijpen. Het initiatief voor het experiment kwam vanuit de Rijksuniversiteit Groningen (dr. Petra Hendriks), de Radboud Universiteit Nijmegen (dr. Helen de Hoop) en de Universiteit Utrecht (prof. dr. Henriëtte de Swart). Het experiment werd afgenomen op twee locaties: het Universiteitsmuseum in Utrecht en het Universiteitsmuseum in Groningen. In totaal hebben meer dan 4000 mensen meegedaan aan het experiment. De leeftijd van de deelnemers varieerde van erg jong tot erg oud, en alles ertussenin.
De onderzoeksvraagVeel zinnen kunnen niet alleen letterlijk worden begrepen, maar krijgen soms ook nog een "extra" betekenis. Neem bijvoorbeeld het woordje twee. Wanneer dit woordje in een zin staat, wordt het gewoonlijk begrepen als "minstens twee". Zo is er de regel dat je bent gezakt voor je eindexamen als je twee vieren hebt. Uiteraard is het zo dat als je meer dan twee vieren hebt, je ook bent gezakt. In dit geval betekent twee dus "minstens twee", wat de letterlijke betekenis van twee lijkt te zijn. Maar in sommige gevallen betekent twee niet "minstens twee", maar "precies twee". Als iemand tegen je zegt dat hij twee kinderen heeft, betekent dit meestal niet dat hij misschien ook wel drie of vier kinderen heeft. Dan had de spreker immers wel gezegd dat hij drie kinderen had, of vier, in plaats van twee. Kortom, je neemt als luisteraar of lezer aan dat de spreker de sterkst mogelijke uitspraak doet die nog in overeenstemming is met de werkelijkheid. Maar in welke gevallen heeft een woord alleen een letterlijke betekenis? En wanneer wordt aan de letterlijke betekenis van "minstens twee" de extra betekeniscomponent "...maar niet meer dan twee" toegevoegd, waardoor de specifiekere betekenis "precies twee" ontstaat (die met een mooie taalkundige term wel "implicatuur" wordt genoemd)? En is die implicatuur iets wat kinderen pas later leren, of leren ze die meteen wanneer ze het woordje twee leren?
Resultaten Universiteitsmuseum UtrechtIn het Universiteitsmuseum in Utrecht hebben tussen 16 september 2006 en 12 januari 2007 in totaal 2572 mensen meegedaan, waaronder een groot aantal groepen basisscholieren. Onderzocht werd de voorkeursbetekenis van het woordje twee. Begrijpen mensen de zin Twee paarden sprongen over het hek liever op de letterlijke manier ("minstens twee paarden sprongen over het hek") of liever volgens de implicatuur ("precies twee paarden sprongen over het hek")? Een eerste analyse liet zien dat 85% van de deelnemers vond dat deze zin niet klopte bij een plaatje waarop te zien was dat drie paarden over het hek waren gesprongen. De meeste deelnemers gaven dus de voorkeur aan de specifiekere implicatuur boven de bredere letterlijke betekenis. Tot onze grote verbazing vonden we geen leeftijdsverschillen tussen kinderen en volwassenen. Zelfs de jongste groep met meer dan 20 deelnemers, de vijfjarigen, gaf de voorkeur aan de specifiekere betekenis. De deelnemersOm te kunnen meedoen aan het experiment, moest je je leeftijd en geslacht invullen. Naar alle waarschijnlijkheid hebben niet alle deelnemers hun leeftijd naar waarheid ingevuld. Volgens onze gegevens deden er verrassend veel deelnemers mee die ouder waren dan honderd, of jonger dan vier. Maar omdat er uiteindelijk heel veel mensen hebben deelgenomen aan het experiment, denken we dat het aantal fouten dat op deze manier in de gegevens is geslopen, relatief gering is. Daarnaast bevatte het experiment een controlevraag. Hierdoor konden we de gegevens uitfilteren van deelnemers die zo maar wat invulden zonder naar de zin of de plaatjes te kijken. De aantallen deelnemers die op deze website worden genoemd, zijn dan ook netto-aantallen. Resultaten Universiteitsmuseum GroningenIn het Universiteitsmuseum in Groningen hebben tussen 26 januari 2007 en 2 september 2007 in totaal 1533 mensen meegedaan aan het experiment. Om te onderzoeken of verschillende woorden verschillende voorkeursbetekenissen opleveren, is in Groningen gekeken naar de voorkeursbetekenis van het woordje 'n en de voorkeursbetekenis van de woordgroep enkele van de. De zin 'n paard sprong over het hek werd in ongeveer de helft van de gevallen een goede beschrijving gevonden van een plaatje waarop drie paarden over het hek sprongen. In de andere helft van de gevallen werd dit juist geen goede beschrijving gevonden. De deelnemers vonden dit duidelijk een lastige beslissing, en er was dan ook sprake van veel variatie in de resultaten. Dit klopt wel met de betekenis van 'n: er is geen informatiever woord op dezelfde schaal als 'n om de betekenis uit te drukken dat alledrie de paarden over het hek sprongen. Maar tegelijkertijd wordt 'n door veel mensen liever niet gebruikt om naar meerdere paarden te verwijzen. Voor de woordgroep enkele van de waren de resultaten veel duidelijker. Het woord enkele betekent letterlijk "twee of meer", maar in sommige gevallen levert het gebruik van het woord alle een betere beschrijving van de situatie op. Onze voorspelling was dat in zo'n geval de meerderheid van de deelnemers zou vinden dat het gebruik van de woordgroep enkele van de niet klopte met de situatie. Inderdaad begreep 85% van de deelnemers de zin Enkele van de paarden sprongen over het hek liever volgens de implicatuur ("enkele maar niet alle paarden sprongen over het hek") dan volgens de letterlijke betekenis ("een paar en misschien wel alle paarden sprongen over het hek"). De resultaten voor enkele van de leken dus precies op die voor twee. En ook hier vonden we geen leeftijdsverschillen.
Wat kunnen we concluderen uit deze resultaten?Uit de resultaten van het Grote Taalexperiment kunnen we concluderen dat in bepaalde situaties de overgrote meerderheid van de mensen rekening houdt met de keuzemogelijkheden van de spreker. Als de spreker een informatiever woord (zoals drie of alle) had kunnen gebruiken maar niet heeft gedaan, dan neemt een coöperatieve luisteraar of lezer aan dat dit woord blijkbaar geen kloppende beschrijving geeft van de situatie. De luisteraar of lezer kan hierdoor de betekenis van het door de spreker daadwerkelijk gebruikte woord (twee of enkele van de) inperken tot "twee maar niet meer" of "enkele maar niet alle". Dit laat zien dat niet alleen wat de spreker wel zegt, maar ook wat de spreker niet zegt, belangrijk is voor een goed begrip van taal. Kortom, een goede communicatie berust voor een belangrijk deel op het vermogen van de luisteraar om rekening te houden met de keuzes van de spreker. Coöperatieve luisteraarsOpvallend is dat we geen geslachtsverschillen vonden in het Grote Taalexperiment. Vrouwen zijn op taalgebied blijkbaar niet invoelender dan mannen, en verplaatsen zich niet vaker of beter in de spreker. Verder viel ons op dat het percentage coöperatieve luisteraars in het Grote Taalexperiment (85%) een stuk hoger ligt dan in eerdere experimenten (40-60%). Misschien was de opzet van het Grote Taalexperiment eenvoudiger dan dat van eerdere experimenten, en is een experiment in een museum een goede manier om wetenschappelijk onderzoek te doen met een grote groep deelnemers. Maar het is natuurlijk ook goed denkbaar dat museumbezoekers gemiddeld coöperatieve zijn dan de gebruikelijke deelnemers aan wetenschappelijke experimenten. Nog vragen?Heb je nog vragen, mail ze dan naar: taalexperiment@gmail.com
|