Hij vraagt ons naar studentengrappen, die sedert de oprichting der academië n, aan alle academië n eenmaal `s jaars gebeurd moeten zijn, die hij gehoord heeft in zijn jeugd, die aan mij en aan PIETER verteld zijn als onder onze laatste voorgangers aan de hoogeschool vertoond, en die waarschijnlijk nooit hebben plaats gehad, en nooit zullen plaats hebben; en als hij er een heeft opgehaald die heel aardig is, dan vraagt hij terstond een baleintje en steekt zijn pijp door, met een gezicht zoo lang en zoo akelig, dat hij duidelijk toont hoe droogkomiek hij is.