`je kunt je niet begrijpen hoe druk DORBEEN het heeft; dat is
van den ochtend tot den avond; daar hadje nog gisteren morgen
mijnheer VAN DER HELM;' (deze was, moet men weten, de grootste heer uit
de stad, wiens zaken DORBEEN waarnam);'daar hadje nog
gisteren morgen mijnheer VAN DER HELM, al vóó r den
ontbijt; hij ging op de jacht en wou DORBEEN nog eerst spreken; nu is
hij gelukkig heel eigen bij ons, zoodat het er niet op aankwam dat
DORBEEN niet gekleed was; maar zoo gaat het dag op dag; nu heb ik het
óó k wel druk met de kinderen, maar ik zei tegen DORBEEN:
weetje wat? ik ga er zelf maar reis op af.