In de editie van de Camera Obscura van 1946 verchilt in deze alinea de vetgedrukte tekst ten opzichte van de editie van 1884.
"Je zelt haast gedaan hebben, schippertje!" zei een juffrouw in de roef, onder haar bril uitkijkende, tot onzen RIETHEUVEL, nadat zij vruchtelooze pogingen had in 't werk gesteld om een heer, die in 't hoekje zat, aan den praat te krijgen. "Je zelt haast gedaan hebben, schippertje!" - "Hoe zoo, juffrouw?" vroeg de kapitein. - "Wel met die Spoorwegen!" - "Spoorwegen! juffrouw da's geen duit waard. As 't anders niet was; die hebben haast gedaan. Maar dat nieuwe." - De juffrouw wist ter wereld niets nieuwer dan spoorwegen, en "men zou er haar ook niet opkrijgen." - "Ja maar," merkte RIETHEUVEL aan, "in dat nieuwe ga je wèl. Je hebt ommers wel gelezen van dien Onderaardschen schietblaasbalk?" - "Van die wat?" vroeg de juffrouw haar bril van den neus nemende, "van die wat?" - "Wel, van dien Onderaardschen schietblaasbalk?" riep de schipper, zoo hard als zijn verweerde stem gedoogde. "Heerlijk hoor! Je hebt pijpen, buizen, kanalen; onderaardsche, weetje? 'k Zel zeggen van Amsterdam na Rotterdam, en vicie versie; dat zijn de twee grootste. Nou heb je dan ook korte voor Halfweg, Haarlem, Leiën,..., dat begrijp je, na venant." - De juffrouw spitste de ooren en opende den mond. - "Best; je komt in 't ketoor; je ziet een partij luiken in de vloer, met groote letters beschilderd; al de plaatsen, weetje, die staan der op. Halfweg, Haarlem, Leiën, allemaal. Je ziet een groote schaal hangen en een knecht in leverei, netjes as 't hoort, der bij. Waar mot de juffrouw nou b.v. wezen? Zeg maar wat!" Hier wachtte de verhaler op een antwoord, maar de juffrouw wist niet wat ze zeggen zou, en vreesde dat het geheele verhaal een strik was om hare onnoozelheid te vangen. - "Nou goed; as je 't dàn maar weet. Ik zel maar zeggen: je moet te Rotterdam zijn. Je krijgt een kaartje. Best. Belieft u maar op de schaal te stappen." - Hier kon de juffrouw zich niet bedwingen: "Op de schaal, schipper?" riep zij uit, en hare oogappels werden van verbazing zoo groot als tafel-borden, "wat moet ik op de schaal doen?" - "Dat zei je hooren. UE. wordt gewogen. Je bent nog al dikkig. Goed. Zooveel pond, zooveel kracht op de blaasbalk. Belieft u maar op dat luikie te gaan staan. Pof! je zakt in de grond. Ruut! daar ga je hoor! Je ziet niks niemandal as duisternis.'t Hoeft ook niet. Tien menuten! knip, knap, gaan de veeren. Daar sta je weer in een ketoor; je denkt in 't zelfde? Mis! Je bent te Rotterdam. Is 't waar of niet, PIET?"