Dit is de druk van de Camera Obscura uit 1946. De links verwijzen naar de druk uit 1884, en zijn de woorden die tussen deze twee drukken verschillen.


BRIEF VAN HILDEBRAND AAN

SCHIPPER RIETHEUVEL.*

Aan den eerzamen Dirk Rietheuvel, bijgenaamd den Mottige, Emeritus-Schipper bij het Haarlemsche Veer; op het Levendaal, te Leiden.

Geachte Vriend!

Hoe menig, menig jaar is reeds voorbijgesneld sedert dien gelukkigen tijd, waarin het mij zoo menigmaal gebeuren mocht een genoeglijk uurtje (laat mij zeggen: een viertal uurtjes achtereen) met u te slijten in den stuurstoel of, wanneer de weersgesteldheid dit minder wenschelijk maakte, in de roef uwer schuit; gij, in dat geval, op den drempel van het deurtje gezeten, den schanslooper aan, den zuidwester op, terwijl de knecht aan `t roer stond en niet kon nalaten van tijd tot tijd eens mede te grinniken, wanneer uw onuitputtelijke geest aan `t werken was. Drommels, Rietheuvel! ik heb vele menschen ontmoet die aardig waren, en nog oneindig meer die het volstrektelijk wilden wezen, maar uws gelijken in aardigheid heb ik zelden gevonden. Hoe gaat het tegenwoordig, bestevaer? En wat zeggen er de kleinkinderen van, daar gij bij uw Guurtje, uw jongste, naar ik mij meen te herinneren, het restje uwer dagen slijt? Hangen zij u niet aan de lippen, als de oude vertelsels weer opkomen, in het schemeruurtje, als er geen licht in `t vertrek is dan het wisselvallig licht van het vlammetje dat door de kieren van de kacheldeur schijnt? Van de kacheldeur; want, gelijk den bloei van het veer, hebt gij ook den bloei van het haardvuur (sit venia verbo - als prof. S. zeide, dien gij zoo menigmaal hebt gevaren dat gij `t van hem overgenomen hebt) reeds vele jaren overleefd.

Deze opmerking wekt misschien eene reeks van weemoedige gedachten bij u op, die ik echter zeker ben dat gij weder eensklaps met een luimige wending weet af te breken. Doch dit laatste, mijn beste Mottige! zal niet noodig zijn, wanneer gij mijn brief slechts niet uit de handen legt, eer gij hem ten einde toe hebt gelezen: een brief met geen ander oogmerk geschreven dan om uwen laten levensavond niet weinig op te leukeren door eene mededeeling, welke u alleszins stof tot zelfvoldoening en een billijk gevoel van waarde opleveren zal.

Heugt het u niet, mijn waarde vriend! hoe, nu dertig jaren geleden, alle mogelijke roefreizigers schenen saamgezworen te hebben om u, dag uit, dag in, te vervelen met hun schijnheilig beklag, omdat het te voorzien was dat de spoorwegen (rare dingen, waarvan geen hunner nog eenig denkbeeld had!) niet altijd in Nederland onbekend blijven en gewisselijk uw eerzaam beroep ten eenemale in den grond boren zouden? Hoe gij, in die moeilijke dagen, al de krachten van uwen vaardigen geest hadt in te spannen om uw goede luim te redden en het eentonig gejammer keer op keer af te snijden? En zou het u daarbij vergeten zijn, hoe gij, te midden van deze worstelingen, op eenmaal op het treffend denkbeeld kwaamt van een nieuw vervoermiddel, door een nieuwe beweegkracht gedreven, waarvan uw ver vooruitziende geest voorspelde dat het, eenmaal in practijk gebracht, tot stoom en spoorwegen staan zoude, gelijk deze thans tot de trekschuiten? Gij gaaft aan deze uwe vinding den schilderachtigen naam van Onderaardschen Schietblaasbalg en wist de werking van dit mechanisme, door niets anders gedreven dan de persing der lucht, zoo duidelijk en ik mag zeggen, zoo smakelijk voor te stellen, ja ook met teekeningen van eigene of bevriende hand zoo gelukkig op te helderen, dat menig trekschuitreiziger uw roef niet zonder een diepen indruk van `t gehoorde verliet, gelijk ikzelf dien dan ook altijd bewaard heb, en zelfs zoo vrij ben geweest, dien weder te geven in een opstel, onder den nederigen titel van `De Veerschipper', buiten uw weten gedrukt, en dat misschien nimmer onder uwe oogen gekomen is, maar waarin, zoo aan uwe begaafdheden in het algemeen, als aan deze uwe vinding in `t bijzonder, eene welverdiende hulde is toegebracht.

Welnu, geniaalste aller geniale veerschippers, hetzij die al of niet van de kinderpokken geschonden zijn, en het meerder vernuft al of niet als eene gelukkige tegemoetkoming aan mindere lichaamsschoonheid bij hen te beschouwen zij! - wat zult gij zeggen, indien ik u naar waarheid verhaal, dat de uitvoerbaarheid van uw denkbeeld gebleken, dat uw stoute gedachte verwezenlijkt, dat de Onderaardsche Schietblaasbalg, in het oogenblik waarin ik u schrijf, in vollen gang is - vooralsnog niet `tusschen Amsterdam en Rotterdam', waar de waterachtigheid van den bodem wellicht nog lang duchtige bezwaren tegen een dergelijke onderneming zal opleveren - maar in Engelands groote hoofdstad Londen, waarvan het u wel bekend zal wezen, dat zij alleen eene oppervlakte beslaat van een uur of zes, zeven in `t rond, nergens van eenig kanaal of trekvaart doorsneden! ... Geen nood! Zij heeft hare talrijke omnibuslijnen, die haar in alle richtingen doorkruisen; zij heeft hare spoorweglijnen, over hare hemelhooge huizen heen en tusschen hare ontelbare schoorsteenen door, zoowel als hare spoorweglijnen onder den grond; doch thans ook; wie is het geweest, Rietheuvel! die uw denkbeeld gestolen, die uw echt Hollandsche vinding, onder den grond, onder den bodem der zee door, naar Brittanje overgevoerd heeft, en er tot zijn eigen profijt hoogstwaarschijnlijk bij het Engelsche parlement een patent op gevraagd, dat u van alle voordeelen uitsluit? - thans heeft zij ook haar Onderaardschen Schietblaasbalg -, pijpen, buizen, kanalen, weetje' (van het eene einde van de stad naar het andere) en `vicie versie', waarin met de hoogst mogelijke snelheid, brieven en pakketten, en ook menschen, vervoerd worden door geen ander middel dan de persing der lucht ; met den besten uitslag; geheel naar uw gronddenkbeeld; ofschoon onder een anderen naam, lang niet zoo duidelijk als dien, welken uw vaardig brein tegelijk met de zaak had opgeworpen, en meer naar de lamp riekende dan naar eenig ander licht, den naam van Pneumatische Expeditiebuis.* Slechts, opdat ik u dit terstond zegge, slechts dames zijn door dit middel nog niet vervoerd kunnen worden. Want hoewel de stijve wijde mouwen, waarvan gij voor dertig jaren gewaagdet, nu geen bezwaar meer opleveren, zoo is sedert, in de zoogenaamde crinolines, een ander ontstaan, hetwelk onoverkomelijk is, zal er, nevens de kanalen van den Schietblaasbalg in questie, in het Onder-aardsche Londen nog eenige ruimte overblijven voor hetgeen billijkerwijze voor gas-, water-, en andere leidingen gevorderd wordt.

Het moet een treffend oogenblik zijn, waarde vriend! toen, voor weinige weken, na eenige voorloopige proefnemingen met levenlooze pakjes en ongevoelige zakken, de eerste personentrein van het zoogenaamde Holborn afging om, men mag zeggen `in een zucht', en niet alleen `in een zucht', maar nu ook `door middel van een zucht', een afstand af te leggen van meer dan een half uur gaans, en dat heen en terug. De plechtigheid had plaats onder opzicht van den Hertog van Buckingham, Chairman of the Pneumatic Despatch Company, hetwelk ik voor u niet beter weet te vertalen dan door Commissaris van het Onderaardsche Schietblaasbalg-Veer, en in tegenwoordigheid van een aantal mannen van wetenschap. Laatstgenoemden waren metterdaad de eerste passagiers, en het moet een aandoenlijk schouwspel geweest zijn, toen de een voor, de ander na - niet op de weegschaal die, bij uwe eerste vinding onontbeerlijk, bij deze na-vinding gemist schijnt te kunnen worden, maar - in de laden stapte, die allen voor eenige oogenblikken aan het daglicht onttrekken zouden. De houding, welke de geleerde heeren hierbij hadden aan te nemen, was om de waarheid te zeggen, noch opwekkelijk, noch gemakkelijk. Zij waren genoodzaakt zich plat op den rug neder te leggen, niet zonder de behoefte aan een hoofdkussen te gevoelen, hetwelk hier ontbrak, maar door u zeker niet vergeten zou zijn geworden, en dagen daar, twee aan twee, niet ongelijk aan dooden in hunne kisten. Het geheel deed metterdaad eenigszins den indruk van een levendbegrafenis-, een Albrecht-Beyling-tooneel. Maar nauwelijks had men den tijd zich dit te zeggen, of ziet! daar waren onze mannen reeds weder terug en hadden, behalve van eenige oogenblikken `niks niemendal as egyptische duisternis', van niets te vertellen dan van eene min of meer onaangename gewaarwording bij het afgaan en aankomen; (het `geknipknap der veeren' waarschijnlijk), en voorts van, , een zeker gevoel van drukking, hetwelk ongeveer het vierde deel van een minuut aanhield en `best te vergelijken scheen met hetgeen men' (ik weet niet of gij het u herinnert?) `in een duikerklok ondervindt, een zuiging, alsof men onder een golf werd doorgetrokken'; op de oogen, een zeer opmerkelijke koude, niet ongelijk aan die van vallend water, waarschijnlijk min of meer alsof men onder den drop van een dakgoot uitgestrekt lag; en voor den neus, geen de minste gewaarwording als zoude de atmosfeer in de buis vuil of bedorven zijn, maar wel hier en daar een roestluchtje, dat verdwijnen zal als de machine wat meer gebruikt zal worden en alzoo zichzelve glad maken en houden. Wat de beweging betreft, men had ze niet onaangenamer bevonden dan die van een oude waggon op een niet al te besten spoorweglijn, en gij zult mij toestemmen dat men, sedert de roekelooze verwaarloozing der trekschuiten, wel nergens ter wereld op iets dat veel beter zoude kunnen zijn, rekenen kan. De eerste passagiers van de Pneumatische Expeditiebuis waren dan ook ten eenemale voldaan; de Hertog van Buckingham gaf zijne hooge tevredenheid onbewimpeld te kennen; de aandeelhouders in de onderneming betoonden zich ondubbelzinnig in hun schik; en het gevolg van den proefrit is geweest, dat men besloten heeft het onderaardsche Londen zoo spoedig mogelijk van een Schietblaasbalgnet te voorzien; zoo volkomen, dat daardoor alle bovenaardsche spoorwegstations en markten en postkantoren onderling vereenigd zullen zijn. Met 35 Engelsche mijlen aan buizen en een kapitaal van vijftien millioen Hollandsche guldens is dit te doen.*

Bij mijn eerstvolgend bezoek aan Engeland, hoop ik mij met eigen oogen te gaan overtuigen hoe ver men gevorderd is. Maar hoe zeer zou ik wenschen u daarbij aan mijne zijde te hebben, waardige man! tot nog toe niet erkende, maar daarom niet minder hoogst verdienstelijke

plaatje

Uitvinder van hetgeen bestemd is zoo krachtig bij te dragen tot de oneindige eer onzer zoo bewonderenswaardige eeuw! Denk er eens over, Rietheuveltje! Gij zijt wel hoog bejaard, maar zoo ik verneem nog krachtig genoeg. Voor zeeziekte behoeft gij, bevaren Schipper! wel niet bang te wezen, en de zaak heeft voor u een belangrijkheid als voor iemand anders. Maar als gij het doet, gij kunt er stellig op rekenen dat er alle werk van gemaakt zal worden om u aan den Hertog van Buckingham en, door dezen, aan de Koningin te doen voorstellen, en als gij besluiten kondt u te laten angliseeren, ik zie niet waarom er niet zoo wel een Sir Derrick Reedhill zou kunnen gemaakt worden als er een Sir Joseph Paxton gemaakt is.

Hoe het indertijd met die der Trekschuiten is gegaan, weet ik niet; maar alle groote uitvindingen hebben dit bijzondere gemeen, dat zij meer dan eens, en niet zelden in verschillende landen, óf te gelijkertijd, óf op onderscheidene tijden, hebben plaats gehad.

Dit is met het Kompas, met het Buskruit, met de Drukkunst, de Gasverlichting en ook met het gebruik van den Stoom als beweegkracht geschied. Menigmalen gaat het zooals het hier gegaan is. Een genie als het uwe vindt iets uit, voor de menschheid van het hoogste gewicht. Maar die menschheid is op dat oogenblik de uitvinding nog niet waardig; zij is voor de weldaad, welke deze in staat is aan te brengen, nog niet rijp. Zij beschouwt die uitvinding als een aardig denkbeeld, een zonderbaren inval, een grap, indien maar niet, zooals met den eersten uitvinder van het stoomgebruik het geval geweest is, als een gewrocht van onzinnige hersenen! Eeuwen of, in ons geval (wij leven in deze onze 19de eeuw zoo snel) tientallen van jaren moeten verloopen, eer een tweede genie opstaat, gelukkiger dan het eerste, om de uitvinding te herhalen of weder aan den dag te brengen, en nu alles gereed te vinden om haar op te nemen en haar een heilrijk succes te doen te beurt vallen. En terwijl de wereld vervuld is van het gedruisch dat zij bij [Adeze hare tweede verschijning maakt, en schatten en eereteekenen hun toevloeien die het geluk mogen smaken haar metterdaad in werking te brengen, ligt de eerste vader (de grootvader!) van het vruchtbare denkbeeld reeds sedert lang te vermolmen in een vergeten graf, of brengt, als gij, mijn beste Rietheuvel! onder den titel van emeritusveerschipper, het overschot zijner dagen, met een allerkarigst pensioentje, in een buurt als het Levendaal door, en heeft niemand die hem op de rijke denkbeelden van zijnen eertijds zoo machtigen geest en hunne gelukkige verwezenlijking door anderen, opmerkzaam maakt, dan zijnen hem altijd in liefde gedenkenden vriend.

Dec. 1865

HILDEBRAND.

P.S. Vóór het sluiten dezes verneem ik nog, dat ook reeds de Pruisische hoofdstad Berlijn van een Schietblaasbalg voorzien is.


Noten

(1) Zie hiervoor `de Veerschipper;' een opstel van 1840.

(2) Pneumatic Despatch-Tube.

(3)1,250,000. Zie alle hier genoemde bijzonderheden in


Leho Paldre & Marcel Vehof