back to cluster viewer

cluster path 000011100011

125 words, 333,239 tokens freq alpha suffix

Words in frequency order

1 horen 124,953
2 geloven 44,092
3 begrijpen 22,499
4 verwachten 17,120
5 merken 17,031
6 voorkomen 8,625
7 beleven 7,849
8 verstaan 6,452
9 bewijzen 6,451
10 bekennen 4,980
11 beseffen 4,688
12 herkennen 4,497
13 menen 4,324
14 inzien 3,567
15 overtuigen 3,250
16 danken 3,086
17 voorspellen 2,932
18 realiseren 2,907
19 verbergen 2,741
20 vermelden 2,278
21 bevestigen 2,255
22 verklaren 2,189
23 vermijden 1,723
24 bevatten 1,555
25 hore 1,502
26 overtreffen 1,466
27 onderscheiden 1,088
28 verzekeren 1,051
29 fur 1,049
30 ontlopen 1,031
31 verhelpen 941
32 harden 888
33 moedigen 870
34 gelove 723
35 verwijten 720
36 erkennen 715
37 overzien 715
38 onderdrukken 690
39 garanderen 677
40 duiden 674
41 grazen 661
42 bevelen 645
43 beinvloeden 643
44 evenaren 547
45 verkondigen 541
46 verzachten 503
47 bezien 484
48 benadrukken 445
49 twisten 438
50 begrijpe 419
51 constateren 395
52 merke 393
53 onthullen 386
54 vernemen 377
55 verduren 370
56 begrypen 363
57 aanvaarden 356
58 hooren 338
59 gemoed 281
60 versmaden 277
61 misleiden 267
62 bekenen 246
63 doorgronden 235
64 traceren 235
65 horenn 226
66 frustreren 214
67 bespeuren 183
68 betwijfelen 182
69 hoore 175
70 betreuren 173
71 bekostigen 172
72 suggereren 166
73 verkomen 165
74 furrr 156
75 intimideren 155
76 ontmaskeren 150
77 gelofen 149
78 pleasen 141
79 ontzeggen 140
80 lije 139
81 rechtvaardigen 139
82 verdringen 139
83 bewerkstelligen 136
84 tuigen 133
85 lijen 131
86 verhullen 120
87 horen:p 119
88 ontkrachten 117
89 verhinderen 110
90 verwachtten 109
91 verbloemen 108
92 verbeelden 107
93 horen/zien 102
94 bagatelliseren 96
95 verdoezelen 96
96 horen:P 95
97 doorzien 91
98 behappen 87
99 bekenne 87
100 bewijsen 85
101 verstoffen 85
102 bescheuren 83
103 hachelen 82
104 begrype 80
105 horen/lezen 80
106 verleren 80
107 wraken 78
108 gaaaaaaaaan 74
109 schemeren 71
110 beleve 69
111 bepraten 69
112 doorschemeren 67
113 verwittigen 67
114 vertrouwenn 66
115 heure 64
116 verw88 59
117 bezeilen 58
118 voorkome 58
119 voorduren 57
120 vermeiden 54
121 voorspelle 53
122 slanken 52
123 betwisten 51
124 verkroppen 50
125 zien/lezen 50

Words in alphabetical order

1 aanvaarden 356
2 bagatelliseren 96
3 begrijpe 419
4 begrijpen 22,499
5 begrype 80
6 begrypen 363
7 behappen 87
8 beinvloeden 643
9 bekenen 246
10 bekenne 87
11 bekennen 4,980
12 bekostigen 172
13 beleve 69
14 beleven 7,849
15 benadrukken 445
16 bepraten 69
17 bescheuren 83
18 beseffen 4,688
19 bespeuren 183
20 betreuren 173
21 betwijfelen 182
22 betwisten 51
23 bevatten 1,555
24 bevelen 645
25 bevestigen 2,255
26 bewerkstelligen 136
27 bewijsen 85
28 bewijzen 6,451
29 bezeilen 58
30 bezien 484
31 constateren 395
32 danken 3,086
33 doorgronden 235
34 doorschemeren 67
35 doorzien 91
36 duiden 674
37 erkennen 715
38 evenaren 547
39 frustreren 214
40 fur 1,049
41 furrr 156
42 gaaaaaaaaan 74
43 garanderen 677
44 gelofen 149
45 gelove 723
46 geloven 44,092
47 gemoed 281
48 grazen 661
49 hachelen 82
50 harden 888
51 herkennen 4,497
52 heure 64
53 hoore 175
54 hooren 338
55 hore 1,502
56 horen 124,953
57 horen/lezen 80
58 horen/zien 102
59 horen:P 95
60 horen:p 119
61 horenn 226
62 intimideren 155
63 inzien 3,567
64 lije 139
65 lijen 131
66 menen 4,324
67 merke 393
68 merken 17,031
69 misleiden 267
70 moedigen 870
71 onderdrukken 690
72 onderscheiden 1,088
73 onthullen 386
74 ontkrachten 117
75 ontlopen 1,031
76 ontmaskeren 150
77 ontzeggen 140
78 overtreffen 1,466
79 overtuigen 3,250
80 overzien 715
81 pleasen 141
82 realiseren 2,907
83 rechtvaardigen 139
84 schemeren 71
85 slanken 52
86 suggereren 166
87 traceren 235
88 tuigen 133
89 twisten 438
90 verbeelden 107
91 verbergen 2,741
92 verbloemen 108
93 verdoezelen 96
94 verdringen 139
95 verduren 370
96 verhelpen 941
97 verhinderen 110
98 verhullen 120
99 verklaren 2,189
100 verkomen 165
101 verkondigen 541
102 verkroppen 50
103 verleren 80
104 vermeiden 54
105 vermelden 2,278
106 vermijden 1,723
107 vernemen 377
108 versmaden 277
109 verstaan 6,452
110 verstoffen 85
111 vertrouwenn 66
112 verw88 59
113 verwachten 17,120
114 verwachtten 109
115 verwijten 720
116 verwittigen 67
117 verzachten 503
118 verzekeren 1,051
119 voorduren 57
120 voorkome 58
121 voorkomen 8,625
122 voorspelle 53
123 voorspellen 2,932
124 wraken 78
125 zien/lezen 50

Words in suffix order

1 verw88 59
2 horen:P 95
3 gemoed 281
4 lije 139
5 merke 393
6 voorspelle 53
7 voorkome 58
8 bekenne 87
9 begrijpe 419
10 begrype 80
11 hore 1,502
12 hoore 175
13 heure 64
14 beleve 69
15 gelove 723
16 gaaaaaaaaan 74
17 verstaan 6,452
18 versmaden 277
19 beinvloeden 643
20 onderscheiden 1,088
21 misleiden 267
22 vermeiden 54
23 duiden 674
24 vermijden 1,723
25 verbeelden 107
26 vermelden 2,278
27 doorgronden 235
28 aanvaarden 356
29 harden 888
30 overtreffen 1,466
31 beseffen 4,688
32 verstoffen 85
33 gelofen 149
34 ontzeggen 140
35 moedigen 870
36 verkondigen 541
37 rechtvaardigen 139
38 bewerkstelligen 136
39 bevestigen 2,255
40 bekostigen 172
41 verwittigen 67
42 tuigen 133
43 overtuigen 3,250
44 verdringen 139
45 verbergen 2,741
46 horen/zien 102
47 bezien 484
48 inzien 3,567
49 overzien 715
50 doorzien 91
51 lijen 131
52 wraken 78
53 benadrukken 445
54 onderdrukken 690
55 danken 3,086
56 slanken 52
57 merken 17,031
58 betwijfelen 182
59 hachelen 82
60 bevelen 645
61 verdoezelen 96
62 bezeilen 58
63 voorspellen 2,932
64 verhullen 120
65 onthullen 386
66 vernemen 377
67 verbloemen 108
68 verkomen 165
69 voorkomen 8,625
70 bekenen 246
71 menen 4,324
72 bekennen 4,980
73 erkennen 715
74 herkennen 4,497
75 begrijpen 22,499
76 verhelpen 941
77 ontlopen 1,031
78 behappen 87
79 verkroppen 50
80 begrypen 363
81 verklaren 2,189
82 evenaren 547
83 traceren 235
84 intimideren 155
85 garanderen 677
86 verhinderen 110
87 verzekeren 1,051
88 ontmaskeren 150
89 verleren 80
90 schemeren 71
91 doorschemeren 67
92 suggereren 166
93 frustreren 214
94 realiseren 2,907
95 bagatelliseren 96
96 constateren 395
97 horen 124,953
98 hooren 338
99 verduren 370
100 voorduren 57
101 bescheuren 83
102 bespeuren 183
103 betreuren 173
104 pleasen 141
105 bewijsen 85
106 bepraten 69
107 ontkrachten 117
108 verwachten 17,120
109 verzachten 503
110 verwijten 720
111 twisten 438
112 betwisten 51
113 bevatten 1,555
114 verwachtten 109
115 beleven 7,849
116 geloven 44,092
117 grazen 661
118 zien/lezen 50
119 horen/lezen 80
120 bewijzen 6,451
121 horenn 226
122 vertrouwenn 66
123 horen:p 119
124 furrr 156
125 fur 1,049