Dynamiek en Taalontwikkeling
Interview met prof. Kees de Bot, juni, 2005
JN: Beste Kees, er waren verschillende aanleidingen voor dit gesprek,
o.a. jouw werk als voorzitter van het adviesraad van het CLCG, en als
voorzitter van het BCN bestuur, maar laat me met het wetenschappelijke
beginnen, met name het boek over tweede taalverwerving met
Wander Lowie en Marjolijn Verspoor, dat voor augustus door Routledge
aangekondigd wordt: 'Second Language Acquisition: An Advanced
Resource Book'. Ten eerste gefeliciteerd hiermee, en ten tweede
de vraag: Zou je je motivatie voor het schrijven van dit boek aan de
lezers van Letterennieuws kunnen uitleggen? Waarom had de wereld
een nieuw boek over tweede taalverwerving nodig?
KdB: De aanleiding was simpelweg dat ik door Chris Candlin, de editor
van een serie bij Routlegde werd gevraagd dat boek te schrijven. Dus
blijkbaar vindt Routledge dat de wereld op dat boek zit te
wachten. Mijn motief om dit project aan te pakken was drieledig: ten
eerste leek het me goed om nieuwe ideeën over tweede-taalverwerving in
boekvorm bij elkaar te brengen, ten tweede is een boek schrijven een
hele goede manier om samen te werken met collega's en ten derde wilden
we toegepaste taalkunde in Groningen op de kaart zetten. Zo'n boek
geeft gezicht aan de opleiding die we hebben en die zich richt op een
internationale markt. Het is een hele klus geweest, maar we zijn er
erg tevreden over. Marjolijn, Wander en ik blijken opmerkelijk
complementair te zijn als team, zowel in het onderwijs als bij het
schrijven. We willen nu proberen om een boek over
onderzoeksmethodologie en tweede-taalverwerving te schrijven het
komende jaar. Oxford University Press heeft daar belangstelling voor
getoond.
JN: Wat zijn de nieuwe foci en aandachtspunten in dit boek?
KdB: Eigenlijk wilden we als titel: 'A dynamic approach to SLA', maar
de uitgever stond op uniformiteit van de titels in de reeks die
allemaal 'An advanced resource book' moesten heetten. We komen zo nog
terug op dynamische systeem theorie, dat was de belangrijkste
invalshoek: taal als dynamisch systeem en de ontwikkeling ervan door
een interactie van input en interne reorganisatie. Taalontwikkeling en
taalverlies als normale en voortdurend interagerende processen.
JN: Ik begrijp dat het boek ook voor onderwijs bedoeld is. De meeste
wetenschappers schrijven een boek voor onderwijs als ze de ambitie
hebben om de volgende generatie de weg te wijzen over de goede manier
van denken. Hoe zou de de Bot generatie de problematiek van de tweede
taalverwerving aankijken?
KdB: De belangrijkste boodschap is dat taalontwikkeling een psychologische
proces is waarbij een groot aantal factoren een rol spelen, sociale,
cognitieve, affectieve en linguïstische en dat geen einde kent. Het idee
van een 'endstate' is fout, zoals alle andere systemen in de mens of the
natuur is niets stabiel maar voortdurend onderhevig aan invloeden van
buiten en interne herstructurering.
JN: Je hebt in je oratie en ook in een kennismakingsvoordracht voor
het BCN je fascinatie voor dynamische systeemtheorie uit de doeken
gedaan. Ik begrijp dit eerst uit de voorbeelden die van het instituut in
Sante Fe komen, b.v. wanneer komt het tot een lawine, wanneer resulteert
een lek in een vallende druppel water. Zijn het dit soort voorbeelden
die jou insprireren tot toepassingen in de taalkunde? Of algemener wat zijn
de fenonemen in taalverwerving die volgens jou d.m.v. dynamische
systemen beter verklaard kunnen worden?
KdB: Er is een groeiende literatuur over taal als complex systeem,
waarbij voor ons vooral het werk van Paul van Geert, ook werkzaam aan
de RuG van essentieel belang is. We richten ons momenteel vooral op
variatie in ontwikkeling en zoals het er nu op lijkt kunnen we de
variatie die kenmerkend is voor 1e en 2e taalverwerving veel beter
verklaren vanuit een dynamisch perspectief dan vanuit een statisch
perspectief. Een dynamisch perspectief betekent ook meer oog voor
individuele verschillen en individuele ontwikkelingstrajecten. We
hopen binnenkort te beginnen met een project waarin we naar verwerving
van uitspraak kijken vanuit DST en we willen daarbij proberen een link
te maken tussen DST en optimality theory waar een aantal mensen binnen
CLCG mee bezig zijn.
JN: Wanneer weet je dat je met een dynamisch systeem ofwel een
chaotisch systeem te doen hebt, en niet alleen wat grote schommelingen
in patronen?
KdB: Een dynamisch system is een systeem van interagerende variabelen,
dat is de basis. Alleen door formalisering en het formuleren van
vergelijkingen kan je dan gaan vaststellen of het systeem tendeert
naar chaos of niet. Daar zit voor ons wel een probleem: we beginnen de
basiskenmerken van dynamische systemen nu zo'n beetje te doorgronden,
maar missen de kennis en vaardigheden om zulke systemen te
implementeren en testen. We zoeken naar samenwerking met anderen die
daar verder mee zijn. De BCN bijeenkomst over DST van 25 mei geeft
daar hopelijk zicht op, maar we moeten denk ik ook met mensen in jouw
groep praten die met vergelijkbare dingen bezig zijn.
JN: Verder wilde ik je over taalverlies bij ouderen vragen -- een
verder aandachtsgebied van jou. De meeste aanpalende in de taalkunde
ontlenen hun taalkundig bestaansrecht door het feit dat ze
aantonen dat taalkundige structuren werkzaam zijn. In de
dialectologie, de scoiolinguistiek en in de taalverwerving zien we
b.v. dat foneemstructuren een grote rol kunnen spelen. Is er iets
vergelijkbaars aan de hand bij taalverlies? Zou je een voorbeeld
kunnen noemen?
KdB: In het najaar verschijnt het boek 'Language and Aging in
Multilingual Settings' dat ik samen met Sinfree Makoni van Penn State
University heb geschreven. Daarin bespreken we de literatuur over
taal en ouderen, en onze conclusie is, dat taaverlies bij ouderen als
dynamisch proces vooral wordt verklaard door cognitieve vertraging, en
perifere (gehoor, visie) achteruitgang en verminderde geheugen
capaciteit. Interessant genoeg blijkt grammaticale kennis van met name
de eerste taal opmerkelijk stabiel en immuun voor verlies. Alleen
structuren die veel vergen van het werkgeheugen, zoals
werkwoordplaatsing in het Duits, vertonen achteruitgang. Er is
nauwelijks werk over fonologische achteruitgang, dus over de rol van
foneemstructuren valt niet veel te zeggen. Leuk project, overigens!
JN: Wat had ik je meer moeten vragen om een idee te krijgen waarmee
je je bezig houdt, en welke toekomstactiviteiten je hoopt te ontplooien?
KdB: Onze zoektocht in de wereld van de dynamische systemen gaat zeker
door. We zijn betrokken bij de organisatie van een work shop in
Montreal in 2006 hierover en we werken aan verschillende artikelen op
dit moment. Van totaal andere aard is het werk op het gebied van
tweetalig onderwijs, waar ik diep inzit. Dat is het duidelijkste
'toegepaste' aan mijn onderzoekswerk. We (Sieneke Goorhuis van KNO en
ik) zijn bezig met onderzoek naar de ontwikkeling van het Nederlands
en het Engels bij jonge kinderen op tweetalig scholen. Het is een
feest om die lessen mee te maken, en de onwaarschijnlijk snelle
ontwikkeling van zo'n tweede taal te zien.
De kans dat ik me de komende jaren zal vervelen is niet zo groot, denk
ik.