Discourse Berekend

Interview met dr. Markus Egg

JN: Beste Markus, nog gefeliciteerd met je benoeming als UHD in Groningen (die al twee jaar oud is), en met je recente opvolging van prof. Gisela Redeker als leider van de CLCG onderzoeksgroep "Discourse and Communication". Dus officieel: van harte welkom in Groningen!

ME: Dank je wel, intussen voel ik me op mijn werkplek en ook buiten de universiteit helemaal thuis.

JN: Maar ik begin met vragen over je onderzoek. Je bent in 1993 in Konstanz gepromoveerd over thema's in formele semantiek, i.h.b. over verbale semantiek om dan vijf jaar geleden in Saarbrücken te habiliteren over "herinterpretatie", gevallen waarin men iets anders dan de "normale" betekenis van een woord of constructie begrijpt. Misschien mag ik als tussenvraagje stellen of je een voorbeeld hiervan zou kunnen noemen, alsmede waarom dit laatste thema je aantrok.

ME: Aspectueel onderzoek (daar ging mijn promotie over) toont dat mensen uitdrukkingen die aspectueel eigenlijk fout zouden zijn door soepele aanpassingsprocessen (soms "type coercion" genoemd) toch acceptabel maken. Als bijv. "flitsen" door "twee uren lang" gemodificeerd wordt ontstaat er een iteratieve betekenis hoewel iteratie in de betekenis van werkwoord noch adverbium opduikt. "Herinterpretatie" bevat naast deze aanpassingsprocessen ook metonymia, die op dezelfde manier werkt.

Voor de semantische constructie met name in de computationele semantiek zijn herinterpreteerde uitdrukkingen een uitdaging omdat ze op het snijvlak tussen talige en conceptuele kennis liggen, die samen de betekenis van deze uitdrukkingen bepalen. Hun semantische representatie mag dus bewust niet volledig zijn, anders zou ze vooruitlopen op de bijdrage van de conceptuele kennis aan hun betekenis. Alweer een geval voor onderspecificatie, maar daar komen we nog aan toe.

JN: Fijn. Gefeliciteerd trouwens met de handelseditie van het Habilitationschrift dat bij CSLI Publications in Stanford vorig jaar verscheen! Als ik het goed begrijp, ben je geleidelijk in de loop van de jaren steeds meer over contextafhankelijke elementen van betekenis gaan werken. Zie ik dit goed? Zo ja, wat bewoog je in deze richting, en waarom steeds meer?

ME: Ja, ik ben erg blij dat het boek er nu is. De reden om sterker contextafhankelijke elementen van betekenis te onderzoeken heeft te maken met de vooruitgang van de formele semantiek en pragmatiek over de laatste decennia. Op basis ervan kunnen we nu de bijdragen van semantiek, pragmatiek en conceptuele kennis duidelijker onderscheiden en hun interactie in de bepaling van de betekenis van een concrete uiting natrekken.

JN: Laten we wat specifieker spreken over je huidige onderzoek. Je hield niet lang geleden een voordracht over ondergespecificeerde representaties in discourse. Gaat het hier over de onderspecificatie van b.v. semantische scopus? Zou je een idee kunnen geven wat dit inhoudt, en waarom je mee zoiets werkt?

ME: Deze representaties werden voor structurele ambiguïteit ontwikkeld maar zijn ook geschikt voor de representatie van discourse-structuur.

Om volledig gespecificeerde informatie over discourse-structuur te krijgen moeten alle informatiebronnen (m.n. syntaxis, semantiek, en conceptuele kennis) worden geraadpleegd. Maar voor een (semi-)automatische verwerking van discourse zijn syntactische en conceptuele bronnen en de technieken om ermee te redeneren nog niet niet beschikbaar.

Onze invalshoek is dus met echt beschikbare informatie uit de syntactische structuur te werken en daaruit informatie over de discourse-structuur af te leiden. (Hiervoor gebruiken we het Alpino-systeem, dat door Gertjaan van Noord hier in Groningen is ontwikkeld.) Zulke informatie is echter partieel en moet dus op een geschikte manier worden gerepresenteerd. Hiervoor gebruiken we een onderspecificatie-formalisme, aan de ontwikkeling waarvan ik heb meegewerkt.

JN: En bewerk je wegens de nieuwe betrekking hier ook nieuwe thema's? Wat zijn je nieuwe uitdagingen?

ME: Ja, mijn werk over discourse-structuur is een nieuw thema waar ik pas in Groningen mee ben begonnen. Dit heeft uiteraard ook ermee te maken dat ik daar met Gisela Redeker, een erkende expert op dit gebied, samen kan werken. Onze achtergronden en bekwaamheden overlappen zo dat een productieve en stimulerende interactie mogelijk is. We zijn nu van plan om op basis van geannoteerde corpora de eigenschappen van discourse-structuur en zijn samenhang met cohesie te onderzoeken.

JN: Verder werk jij vaak met computationele implementaties van discourse analyse, een zekere vernieuwing t.a.v. het meest werk over discourse. Opent deze methodologische vernieuwing nieuwe wetenschappelijke perspectieven, of zie jij de computationele aspecten meer als een manier om bij de tijd te blijven?

ME: De vooruitgang in de computationele linguïstiek en de taaltechnologie die door syntactisch geannoteerde corpora is geboekt is zo enorm dat hij grootschalige projecten voor de annotatie van corpora ook met discourse-structuur heeft gestimuleerd.

Onze bijdrage aan deze taak is de ontwikkeling van semi-automatische analysemethoden voor discourse-structuur op basis van syntactische structuren. Zo kunnen grote hoeveelheden tekst met een hoge inter-rater-reliability annoteerd worden. Hier is net een gezamenlijke promovendus (van de groepen "Discourse and Communication" en "Computational Linguistics") begonnen, Giorgis Korfiatis.

Ik verwacht dat zulke corpora een belangrijke bijdrage kunnen bieden aan discourse-onderzoek, bijv. de samenhang tussen discourse-structuur en cohesie-middelen zoals anaforen en lexicalische relaties (hyperonymia, antonymia) of verdere inzicht in genre-afhankelijke structuurverschillen.

JN: Kan je ook iets zeggen over je activiteiten als leider van de CLCG groep "Discourse and Communication"? Heb je doelen met de groep afgesproken, b.v. thema's waaraan je gemeenschappelijk werkt danwel waarin je leest en waarover je spreekt?

ME: We zijn nu met maandelijkse bijeenkomsten begonnen, waar mensen hun onderzoek presenteren, met name lopende of geplande aanvragen. Ik ervaar die bijeenkomsten als zeer geslaagd, ik ben optimistisch dat daaruit verdere stimulatie voor het onderzoek in onze groep voortvloeit, die ook in individuele of gemeenschappelijke aanvragen en publicaties terug te vinden zal zijn.

JN: Met wie anders werk je samen in deze kwesties? Zijn er meerdere mensen in Groningen wiens onderzoek op discourse gefocusseerd is?

ME: Mijn positie is structureel als een verbinding van "Discourse and Communication" en "Computational Linguistics" (CL) bedoeld. Dus ik werk in onderzoek en onderwijs samen met mensen vanuit CL, ze zijn ook bij onze programma-aanvragen betrokken. Verder heb ik contacten met collega's in de groep "Syntax and Semantics", met wie we ook in masterprogramma's van de Faculteit samenwerken.

JN: En in hoeverre heb je het oudere werk in "semantische theorie" achter je gelaten? Speelt dit nog steeds een rol? Is die rol nu anders?

ME: Een prettige aspect van mijn baan is dat ik me mijn onderzoekstijd vrij kan ontplooien (als het maar resultaten oplevert), dus, ik ga gewoon door met het "semantische" werk, er zijn ook gedurende mijn tijd in Groningen al enkele publicaties uit voortgevloeid, met name op het gebied van de syntaxis-semantiek-interface.

JN: Veel collega's in de FdL in Groningen kennen het Duitse systeem, maar jij hebt daar lang gewerkt, en aan vijf verschillende universiteiten, Konstanz, Saarbrücken, Bielefeld, Leipzig, en Jena. Zijn er -- vanuit het perspectief van de medewerker -- grote verschillen in het manier van werken hier t.a.v. daar, of overwegen steeds de locale verschillen? Anders gevraagd, wat ben je graag kwijt geraakt toen je verhuisde, en wat mis je het meest?

ME: Wat ik hier mis is een ondersteunende infrastructuur. Er zijn geen student-assistenten en ook geen persoonlijke secretariaatsondersteuning (hoewel onze secretariaat-medewerkers zeer hun best doen). En verder besluipt me momenteel een gevoel van een toenemende bedreiging van mijn onderzoekstijd.

Maar wat ik in Nederland beslist niet mis is de onzekerheid waarmee je in Duitsland als jonge(re) onderzoeker te kampen hebt. Dat je zoals in Nederland al op jonge leeftijd een vaste baan kunt krijgen is in Duitsland bijna onbekend,er zijn daar bijna geen UD-posities. Dus het is of hoogleraar/UHD of taxichauffeur - in mijn geval gelukkig de eerste optie...