![]() |
Het weer is een belangrijk aspect in het leven; het is onderwerp van vele gesprekken en het kan zeer stemmingbepalend zijn. Goede informatie is dus belangrijk. Eén van de meest geraadpleegde informatiebronnen is de weerkaart in een krant. Een goede weerkaart kan een gebruiker snel en overzichtelijk laten zien wat voor weer het wordt. Weerkaarten en andere kaarten zijn een belangrijke vorm van grafische communicatie. Een kaart is een unieke informatiebron, het is onmogelijk om in een stuk tekst te beschrijven wat in een kaart is afgebeeld.
In dit verslag wordt een onderzoek naar de duidelijkheid van weerkaarten in verschillende kranten beschreven. De vraag is de weerkaarten duidelijk zijn voor de lezer en wat de duidelijkste weerkaart is. Om tot een conclusie te komen is het onderzoek opgesplitst in verschillende onderdelen. Allereerst worden de teksten bij de kaarten gelezen om te kijken wat het belangrijkst is in het artikel: de kaart of de tekst. Als blijkt dat de weerkaart de kern van het artikel is, is dit een bevestiging dat een goede duidelijke weerkaart zeer belangrijk is. Daarna wordt het kaartgebruik op zich geanalyseerd. In het kaartgebruik zijn verschillende fases te onderscheiden. Deze fases geven aan dat het gebruik van kaarten niet zomaar een proces is. Aan de hand van deze analyseniveaus worden de weerkaarten uit verschillende kranten geanalyseerd en wordt beargumenteerd waarom sommige weerkaarten heel onduidelijk en andere duidelijk zijn. Vervolgens worden de weerkaarten met elkaar vergeleken en wordt geconcludeerd welke krant de meest duidelijke weerkaart heeft. Tenslotte wordt getoond hoe de ideale weerkaart eruit ziet en waarom.
Voor dit onderzoek is gekozen uit verschillende soorten kranten met verschillend lezerspubliek. De landelijke kranten die gekozen zijn, zijn: het NRC-Handelsblad (samenstellingnaam van Nieuw Rotterdammer Courant en Amsterdams Handelsblad), de Telegraaf, de Volkskrant en het Algemeen Dagblad. De regionale kranten zijn: de PZC (Provinciaal Zeeuwse Courant) en de Gelderlander. Van al deze kranten is een doordeweekse editie gekozen. Met het verschil in de kranten wordt ook bekijken of er misschien een verschil in de weerkaarten is. Bijvoorbeeld of door het verschil in lezerspubliek een ander soort weerkaart in de Telegraaf staat dan in het NRC-Handelsblad In dat geval zou er, afhankelijk van het lezerspubliek, een verschil in criteria zijn voor de beste kaart.
De veronderstelling is dat de weerkaarten in de gekozen kranten de gemiddelde weerkaarten in Nederland representeren.
Na het lezen van de teksten bij weerkaarten kan men concluderen dat zij inderdaad een toevoegsel bij de kaarten zijn. De weerkaarten blijken de kern van het artikel te zijn. In de tekst wordt beschreven wat er in de kaarten te zien is. Daarnaast worden in de tekst verklaringen voor het weer gegeven, bijvoorbeeld waarom er zoveel regent valt. In de teksten worden ook vergelijkingen gemaakt met het weer van de voorgaande dag of week.
Een goede weerkaart representeert dus de kern van het artikel. De tekst kan interessante achtergrondinformatie bieden, maar kan eventueel weggelaten worden. Dit is afhankelijk van de krant. De waarde van de weerkaarten wordt met deze conclusie benadrukt.
Er zijn een aantal Amerikaanse en Nederlandse geografen die drie fases onderscheiden in het kaartgebruik. Er zijn kleine verschillen in de drie niveaus van de verschillende geografen. De analyse Bakker en Westrehen vind ik het duidelijkst, omdat deze het meest een richtlijn geeft hoe mensen naar kaarten kijken. Deze informatie kan ons helpen een goede weerkaart van een slechte te onderscheiden. Bakker en Westrehen kiezen dus voor drie fases in de beeldvorming van kaarten:
Fase 1: de kaartinventarisatie.
De kaart wordt globaal bekeken en de symbolen worden benoemd met behulp van de legenda.
Fase 2: de kaartanalyse.
De kaart wordt bekeken om de ruimtelijke spreidingpatronen te herkennen. De patronen, symbolen en andere gegevens worden geconstrueerd tot een ruimtelijk structuurbeeld waar de betekenis van begrepen wordt.
Fase 3: de kaartinterpretatie.
Op grond van de kaartanalyse worden vragen gesteld, die beantwoord kunnen worden met behulp van andere informatiebronnen of reeds aanwezige kennis.
Kort gezegd kaartlezen gaat vooraf aan kaartanalyse en kaartinterpretatie volgt na de analyse. Het blijkt dus dat je een kaart gefaseerd bekijkt en dat het analyseren van een kaart niet voor iedereen een makkelijk proces is, omdat kaarten erg veel informatie tegelijk geven.
Vervolgens worden de weerkaarten uit de kranten bekeken en geanalyseerd om zo tot een conclusie te komen hoe duidelijk de weerkaarten in de kranten zijn. In de analyses wordt rekening gehouden met het verschil in lezerspubliek. Een weerkaart van de Telegraaf of een weerkaart in het NRC-handelsblad kunnen andere criteria vereisen. De weerkaarten worden per krant geanalyseerd en daarna worden vergelijkingen gemaakt. Zo kan men erachter komen of er verschillende criteria nodig zijn.
Fase 1: de kaartinventarisatie.
De kaart van Nederland zal meteen worden herkend. Op de kaart staan informatieblokjes en symbolen.
Fase 2: de kaartanalyse.
De informatie wordt herkend. Na het bestuderen van de kaart zal men zien dat de informatieblokjes de temperatuur, kans op regen en kans op zon aangeven. Dit wordt per provincie aangegeven. De symbolen zal men direct herkennen, bijvoorbeeld de wolk met regendruppels. Linksboven in de hoek wordt de windkracht en -richting uitgebeeld.
Fase 3: de kaartinterpretatie.
De gegevens uit de kaartanalyse wordt verbonden met wat men al weet; voorkennis wordt gebruikt om aan de informatie conclusies te verbinden. De meeste gebruikers van een weerkaart hebben een vraag voor ogen en zullen in de laatste fase deze vraag zelf beantwoorden. Je zou bijvoorbeeld de vraag kunnen hebben of je kunt gaan zwemmen. Je woont in een bepaalde plaats en bekijkt dus hoe het weer daar is. Je ziet dan bijvoorbeeld een wolk en regendruppels, en een lage temperatuur. De kans op zon is klein, de kans op regen is groot. Aan de hand van de voorkennis dat zwemmen pas leuk is als het warm is, met veel zon en weinig bewolking, zal je tot de conclusie komen dat je niet kunt gaan zwemmen.
Het uitgebreide drie faseplan zal men niet voor alle drie de kaarten doorlopen, omdat de gebruiker de tweede en de derde kaart zal herkennen en hun kennis opgedaan bij de eerste kaart zal gebruiken. Toch moet de gebruiker de drie kaarten bekijken, wat extra tijd kost. Vervolgens zullen ze de informatie van de kaarten aan elkaar koppelen om tot de benodigde informatie te komen, wat ook extra tijd kost. De drie weerkaarten geven wel veel informatie, maar misschien meer dan nodig is. Eén weerkaart zou ook voldoende zijn. De drie kaarten geven informatie over het weer op drie momenten van de dag, maar het is voor iedereen duidelijk dat de temperatuur naarmate de dag vordert toeneemt en 's avonds weer afneemt.
In de kaarten zelf is ook teveel informatie gebruikt. Er staat ter hoogte van Groningen een informatieblokje met daarin de temperatuur en de kans op zon en regen, maar daarnaast staat een wolk met druppeltjes. Deze wolk of de kans op zon en regen in het informatieblokje had niet gehoeven. Dit is dubbele informatie en kost meer tijd in de beeldvorming van de kaart, want de gebruiker moet nu twee dingen inventariseren en analyseren om tot dezelfde conclusie te komen, er is veel kans op regen en niet veel kans op zon.
De Europese kaart in de Telegraaf maakt ook een drukke indruk. Alle informatie die over het weer te geven is, staat hier in één kaart. Het zou beter zijn hier juist te kiezen voor twee kaarten; één met de weersverwachting wat betreft zon, regen, temperatuur, windkracht en windrichting, en een andere kaart met informatie over isobaarlijnen en frontlijnen e.d. voor de erg geïnteresseerde lezer.
Als je de kaart bekijkt volgens de fases van Westrehen en Bakker, blijkt dat deze kaart ook wat te teveel aan informatie geeft.
Fase 1: de kaarinventarisatie.
In fase 1 moet de gebruiker de vele gegevens op de kaart herkennen. De gebruiker zal de kaart van Europa herkennen en daarin de lijnen, de hoge en lage drukgebieden, de verschillende landen, de temperaturen en de symbolen. Het zal de gebruiker veel tijd kosten om alle gegevens te groeperen.
Fase 2: de kaartanalyse.
In de tweede fase zal de gebruiker veel tijd nodig hebben om alle gegevens te begrijpen. De volgorde waarin hij de informatie analyseert kan verschillend zijn, dat hangt van de gebruiker af. De gebruiker zal Europa herkennen met in de landen de verschillende temperaturen. Waarschijnlijk zal de gebruiker niet alle landen met hun temperaturen analyseren, maar in de kaart andere gegevens gaan analyseren. De gebruiker zal zien dat er in de landen lettertjes staan. Als de gebruiker onder aan de kaart kijkt, ziet hij een legenda. Het zal duidelijk worden dat de lettertjes voor een land staan of voor een streek in een land. Verder staat in de legenda de gemiddelde temperatuur, het aantal uren zon en de temperatuur van het water. De betekenis van de wolken met regendruppels en de wolken met daarachter half een zon, zal de gebruiker ook snel geanalyseerd hebben. Vervolgens zal de gebruiker de isobaarlijnen en de warmteen koude frontlijnen gaan analyseren. De warmte- en koude fronten zijn aangegeven in de kaart als de dikste zwarte lijnen, met daaraan bolletjes en punten. Deze lijnen vallen het meest op. Afhankelijk van de gebruiker echter zal er veel of weinig aandacht aan besteed worden. Sommige gebruikers zullen echt de betekenis van de frontlijnen weten en dus ook de lijnen werkelijk gaan analyseren. De verwachting is dat de meeste gewone gebruikers deze lijnen wel zullen zien in de kaartinventarisatie, maar dat ze er in de analysefase niet veel aandacht meer aan zullen besteden. De informatie wordt of als niet relevant beschouwd, of als onbegrijpelijk verklaard. Hetzelfde geldt voor de isobaarlijnen. Gespecialiseerde gebruikers zullen werkelijk aandacht aan de lijnen besteden en er een betekenis aan kunnen geven. De gewone gebruikers zullen de informatie, die de lijnen geven niet begrijpen of irrelevant vinden.
Fase 3: de interpretatiefase.
In de interpretatiefase zal de gebruiker de verschillende soorten informatie moeten interpreteren. Dit gebeurt weer aan de hand van wat de gebruiker wil weten. Wil de gebruiker weten welk weer het is op zijn vakantiebestemming, dan zal hij zoeken naar het land van zijn bestemming en daar de symbolen die erbij staan bekijken. Verder zal de gebruiker het bijbehorende lettertje zoeken voor meer informatie. In deze Europese weerkaart, wordt de interpretatiefase bemoeilijkt door een teveel aan informatie, maar ook weer door een gebrek aan informatie. Verder is de informatie wel erg onduidelijk gepresenteerd is. Wat erg onduidelijk is, is de legenda behorende bij de weerkaart. In deze legenda staat niet uitgelegd wat de lijnen en symbolen betekenen, maar juist de landen en streken van landen. Er lijkt vanuit gegaan te worden dat iedereen weet waar de symbolen voor staan, maar niet weet waar de verschillende landen van Europa liggen. Zelfs als het doel van de kaart was om te verduidelijken waar de landen en streken liggen, dan was ze daarin niet geslaagd. De legenda begint met de Algarve. Hier staat bij dat het in Portugal ligt, dat is dus duidelijk. Vervolgens wordt de Costa del Sol genoemd. Hierbij staat niet dat dit een plaats in Spanje is.
De gebruiker zal het lettertje dat bij Costa del Sol hoort nog wel kunnen zoeken in de kaart, maar dan moet hij wel weten dat het land Spanje is. Dat zal in de meeste gevallen wel zo zijn, maar erg consequent is de kaart dus niet.
Een legenda moet ter ondersteuning en ter verduidelijking van de kaart dienen, niet als extra informatiebron. Deze kaart maakt het interpreteren van het weer op bijvoorbeeld een vakantiebestemming onnodig ingewikkeld.
De isobaarlijnen en de warmte -en koude frontlijnen kunnen weggelaten worden, om de kaart duidelijker te maken.
Deze uitgebreide beschrijving van de beeldvorming van weerkaarten in de Telegraaf maakt duidelijk, dat een goede weerkaart duidelijk moet zijn in opzet en in informatie weergave, om zo de drie fases snel en goed te laten verlopen. Het blijkt dat voor alle weerkaarten geldt, teveel aan informatie en/of onduidelijk gepresenteerde informatie belemmert de snelheid en de juistheid van de inventarisatie-, analyse- en interpretatiefase van de weerkaarten. De drie fases in het kijken naar kaarten staan niet los van elkaar, het zien van pluspunten en minpunten in de weerkaarten beïnvloedt eigenlijk alle drie de fases. Een onduidelijk kaart met teveel aan informatie maakt de kaart rommelig en zal in de inventarisatie fase meer tijd kosten dan nodig is, maar zal daardoor eigenlijk ook de analyse fase beïnvloeden omdat de gebruiker veel meer tijd moet besteden aan de betekenis van de informatie en in de inventarisatie fase zal de gebruiker meer tijd moeten besteden aan het vinden van relevante informatie en onrelevante informatie. Dit geldt natuurlijk ook andersom, duidelijke informatie wordt in de inventarisatie fase snel gezien en geplaatst, hierdoor kan in de analyse fase de gegroepeerde informatie snel begrepen worden en tenslotte zal de gebruiker in de interpretatie fase makkelijk de relevante informatie krijgen. We zullen voor de volgende kaarten niet uitgebreid de fases doorlopen, maar slechts de verschillende minpunten en pluspunten benoemen. De drie fases opgesteld door Bakker en Westrehen, blijken wel relevant te zijn, maar het blijkt dat een pluspunt of een minpunt, een weerkaart van de eerste tot de laatste fase beïnvloedt
Boven de Europese weerkaarten staan nog twee weerkaarten. Eén kaart geeft de isobaarlijnen en de warmte- en koude frontlijnen in Europa weer. De andere kaart is de weerkaart van Australië. Elke dag laten ze een ander continent zien. Deze kaart is net zo duidelijk als de Europese kaart. De bovenste twee weerkaarten zijn eigenlijk kaarten voor de echte weerliefhebber. Er zijn dus twee duidelijke weerkaarten die precies genoeg informatie geven voor de gewone gebruiker, en daarnaast twee minder opvallende kaarten met extra informatie voor de liefhebbers.
Naast de weerkaarten uit landelijke kranten zijn twee kaarten uit
regionale kranten gekozen. De vraag is of zij de weerkaarten op een
zelfde of andere manier zouden laten zien. De gekozen kranten zijn: De
Gelderlander en de PZC (Provinciaal Zeeuwse Courant).
Er is ook een klein kaartje van Nederland waar wel precies genoeg weerinformatie in staat.
De Europese weerkaart is een goed voorbeeld van hoe een teveel aan
informatie de overzichtelijkheid schaadt. De weerkaart is een rommeltje,
er staat teveel informatie in een te klein kaartje.
De beste Europese weerkaart zal er naar uitzien als de weerkaart van Europa in het Algemeen Dagblad. In plaats van stedennamen zou men de landennamen in de kaart kunnen zetten. Als het land groot genoeg is, kan de hoofdstad erbij staan. Kleine landen moeten niet volgepropt worden.
De weerkaart van Nederland zou men beter zonder kleuren doen. Kleuren zijn wel mooi, maar niet nodig omdat er geen enorme verschillen in temperatuur zijn zoals in Europa. De weerkaart zou eruit kunnen zien als die in de Volkskrant, met een toevoeging van de windkracht.