In de editie van de Camera Obscura van 1946 verschilt in deze alinea de vetgedrukte tekst ten opzichte van de editie van 1884


Een groot kwartier daarna: de paarden zijn aan de ruif, en GERRIT krijgt, met opgeslagen mouwen en op de midden aangevatte tang, een kooltjen uit den keukenhaard om zijn kort pijpjen op te steken. "Nou, KAATJE, me kind!" heet het uit zijn mond tot een zwaarlijvige, niet heel mooie keukenmeid: "Ik kon niet langer van je van daan blijven. Ik zeg teugen de heeren: me zellen de vier der reis voorzetten; me motten reis na Zomerzorg; ik wil weten of KAATJE nog geen vrijer het., - "Dat kan jou ook wat schelen, GERRIT," antwoordt de beminnelijke, "je hebt een vrouw thuis." - "Een vrouw," is 't antwoord, en GERRIT neemt bij die herinnering zijn blinkenden hoed eerbiedig af, "een vrouw as twee, KA! en je moet het complement van der hebben. Vraag 't an de heeren! Ik zeg: heeren! help me onthouen dat ik KAATJE de complementen van me wijf breng."