EEN JUFFERTJE EN EEN MIJNHEER.

Terwijl wij nog zaten te schemeren ging de deur open, en door twee of drie van de kinderen werd eene vrouwelijke gestalte meer binnengegooid dan ingeleid, onder het gejuich van: "SAARTJE met een mof! SAARTJE met een mof!"
Een diepe zucht rees op uit den schoonen boezem van HENRIETTE.
De gestalte uit het licht in den donkere komende, kon waarschijnlijk geen hand voor oogen zien, en bleef in de deur staan; de kinderen vertrokken weder 1, en wij hoorden hen in den gang voortjuichen: "SAARTJE met een mof! SAARTJE met een mof!" "Kind!" zei HENRIETTE tot de binnengekomene: "Wat kom je ontzaglijk vroeg; mama slaapt nog."
"Wat zeg je, HARRIOT" riep mama 2 met een schorre stem, wakker wordende: "Wat wil je, kind ? is er iets ? heb je nog geen licht op ?"
"Nicht SAARTJE is daar al," was het antwoord. "De kinderen zeggen," voegde zij er lachend bij, "de kinderen zeggen: met een mof!"
De gestalte kwam, op het geluid af, naderbij, en vroeg met een heel 3 lieve stem naar de gezondheid van nicht KEGGE en nicht HENRIETTE.
"Och!" zei de laatste, "je bent er toch niet ver af: bel 4 reis om het licht, wil je ?" Nichtje gehoorzaamde, en ik verlangde naar de lamp. Het licht kwam binnen, en ik ontwaarde bij zijn schijnsel een jong meisje, misschien van de jaren, maar nog niet van de ontwikkeling van HENRIETTE. SAARTJE Eene 5 aller liefste taille, in een zeer simpel winterjaponnetje gekleed, maakte zich los uit de plooien van een bruinen lakenschen mantel; een gegaufreerd kraagje sloot stemmigjes om een allerblanksten hals; en toen zij haar eenvoudig kastoor hoedje afzette, vertoonde zich, onder een schat van los neerhangende blonde krullen, een allerinnemendst zacht en liefelijk gelaat. Zij bloosde op het onverwacht gezicht van een persoon meer dan zij verwacht 6 had. Ik haastte mij haar van hoed en mantel te ontlasten, en ook van de mof, in wier gezelschap zij was aangekondigd. Zij bloosde nog sterker over deze gedienstigheid en wilde zich die volstrekt niet laten welgevallen.
HENRIETTE nam de mof in de hand. Het was geen alledaagsch, nieuwmodisch handmofje van marter of chinchilla, met lichtblauwe of kersenroode 7 zijde gevoerd, en nauwelijks groot genoeg voor twee kleine handjes, een zakdoek, een reukflesch, en een visiteboekje; maar een degelijke, ruige, ouderwetsche, dikke vette mof, van een fiksche langharige vossenhuid, waarbij een dito halsbekleedsel behoorde, waarmee onze grootmoeders over haar doek naar de kerk gingen, waarin wij daar ter plaatse nu nog een enkele oude keukenmeid zien verschijnen, en dat den naam van sabel draagt.

"Wat een allerliefst mofje!" zei HENRIET, met het harde haar over hare zachte wanden strijkende; "wat doe jij nu met een mof, SAARTJE ?"
"`t Is een oud ding," zei SAARTJE met een lief lachje: "de kinderen hebben er ook al zoo'n pleizier in 8 gehad. `t Is nog van mijn grootmoeder, en ik draag het alleen `s avonds, nicht HENRIETTE! Hoe vaart neef ?"
"Papa is heel wel," antwoordde de schoone. En als om het te bewijzen trad de heer KEGGE zelf binnen, vatte SAARTJE met een fikschen greep om het midden 9, en gaf haar een zoen dat het klapte.
"Wel SAAR! daar doe je wel 10 aan!" riep hij uit. "Kom je nog reis thee voor ons schenken ? Wat zeg je van dien mijnheer, dien we hebben opgedaan ? Pas maar op, hoor! het is een meisjesgek."
Dit zijn van die malle gezegden, waarop de patiënt niet veel anders doen kan dan pijnlijk glimlachen.
"En wat hoor ik van je mof ? ROB zegt dat je een mof hebt. Laat reis kijken. Die is nog van je moeder, SAAR! Lieve schepsel! ik ben een citroen als dat niet precies het haar is van een wild varken. Hoor reis, je zult voor je Sinter Klaas een betere mof van mij 11 hebben."
"Och neen! neef KEGGE," zei het lieve meisje verlegen; "ik zou haar toch niet anders dan 's avonds dragen."
"En waarom niet, als ik ze je geef ?"
"Omdat het me... niet past, neef KEGGE."
"Niet passen ? allemaal gekheid! wat droes, als ik ze betaal ?"
"Toch niet, neef KEGGE! heusch, ik had het liever niet, - ik mag geen bont dragen, - en ik ben er nog veel te jong voor."
"Allemaal gekheid! wat doen de jaren tot een stuk beestenhaar; 't is immers voor de kou, krullebol! Nu, let maar op, met Sinter Klaas; en hou nu je moeders vel maar uit de tanden van Azor en Mimi."
Deze laatste aardigheid deed den heer KEGGE machtig genoegelijk aan, en wij zetten ons tot de thee. Dat het servies van zilver en de kopjes van blauw porselein waren behoeft niet te worden opgemerkt. De lezer weet nu te wel hoe het huishouden van de rijke familie KEGGE gemonteerd was, om van eenige pracht ter wereld meer verwonderd te staan, en het verveelt mij er hem langer opmerkzaam op te maken. Die er behagen in schept moois van dien aard met bewondering en ingenomenheid beschreven te zien, leze de novellen van Q en Z. Men zou zeggen dat die heeren zelf belust werden op de schoone mirakelen, die zij beschrijven.

Toen de thee was afgeloopen, en de pendule bijna op acht uren stond, liet de heer KEGGE zich een met zwarten 12 zeehond gevoerden overjas van poolsch maaksel geven. Het was nog niet koud genoeg voor de pels, zeide hij. Hij stak daarna op hetgeen hij met een kieschen term een stinkstok noemde, en ging uit, om alweder 13 een noodige commissie te doen.
Niet lang daarna kwam er in zijne plaats een heer binnen, van een zeven- à 14 achtentwintig jaren, naar ik bereken- de. Het was een welgemaakt, rijzig man, met een gelaat, waarvan de snede heel goed, maar dat voor het overige zeer vervallen was. Hij droeg het haar eenigszins lang, zeer scheef gescheiden, en aan den breedsten kant gefriseerd. Grijze oogen schoten hunne doffe stralen uit diepe spelonken, want de jukbeenderen waren zeer sterk geteekend, en om zijne lippen speelde een glimlach, die kennelijk geen andere bestemming had, dan om een zeer blank en regelmatig gebit te doen te voorschijn komen. Deze persoon was gekleed 15 in een zeer nauwen groenen rok met zeer kleine vergulde knoopjes en zeer nauwe en korte mouwtjes, een zeer wijden zwarten pantalon, met zeer spits toeloopende pijpen, en een gebrocheerd zijden vest. Een zwartsatijnen strop, in welks slippen en zeer lange, zeer dunne gouden doekspeld stak, met een klein goud snoertje daaraan vast, stroogele handschoenen en zeer puntige laarzen voltooiden zijn kleeding 16. Nog slingerde er een gouden halsket- ting, saamgesteld uit lange magere schakels, over zijn vest, en wees der verbeelding den weg naar een zeer dun goud horloge à cylindre, terwijl aan een bijna onzichtbaar elastiek koordje een klein vierkant lorgnet bengelde, dat geschikt was om, zonder hand of vinger aan te raken, in den winkel van het oog te blijven staan.
HOOGEN Toen deze heer binnenkwam, ging hij eerst de kamer door, volstrekt in dezelfde houding alsof hij moederziel alleen ware geweest, en zonder ter linker of ter rechterzijde iets te willen opmerken; men zou gezegd hebben in eene blinde opgewondenheid. Toen hij tot mevrouw KEGGE genaderd was, stond hij stokstil en liet zijn hoofd op de borst vallen als eene geknakte bieze; vervolgens ging hij op HENRIETTE af, en herhaalde dezelfde beweging met al de bevalligheid van een automaat; eindelijk bracht hij ze ten derde male ten uitvoer voor de vereenigde personages van SAARTJE en mij.
HENRIETTE stelde ons aan elkander voor als mijnheer VAN DER HO0GEN en mijnheer HILDEBRAND.
Mijnheer VAN DER H00GEN plaatste zich daarop 17 op den hem aangeboden stoel, bracht den duim van zijne rechterhand ter hoogte van zijn rechterschouder, en stak hem door het armsgat van het gebrocheerde vestje, zoo dat zijne taille fine allerschitterendst uitkwam. Daarop begon hij met een krakende stem tot mevrouw:
"En hoe maken het Azor en Mimi ? Charmante hondjes. Gisteren dineerde ik bij den heer VAN NAGEL; nu, u weet wel dat freule C0NSTANCE ook een aardig hondje heeft...."
"Ik weet het heel goed; het is een King Richard," zei HENRIETTE, "een allerliefst dier.
"Niet waar, allerliefst en allercharmantst; maar toch het haalt niet bij Azor en Mimi."
"Zou je dat waarlijk denken ?" vroeg mevrouw met zichtbaar welgevallen.
"O Mevrouw!" antwoordde de heer VAN DER H00GEN, geheel opgewondenheid: "het scheelt hemel en aarde. Ik kon ook niet nalaten het te zeggen. Freule CONSTANCE! zei ik, uw hondje is charmant, maar de hondjes van mevrouw KEGGE zijn charmanter."
Ik had nog zoo veel bewijs van leven op het gelaat van mevrouw KEGGE niet gezien; met een soort van geestdrift stak zij Azor en Mimi, die bij haar op een tabouret lagen, ieder een klompje suiker toe, en streelde hen dat hunne koppen blonken als spiegels.
De heer VAN DER H00GEN richtte zich daarop tot HENRIETTE:
"Ik kan u zeggen, juffrouw HENRIETTE, dat de freule CONSTANCE jaloersch is van uw marabouts 18; zij heeft er u laatst meê 19 in de kerk gezien. Gisteren zei ze: VAN DER H00GEN, je kent immers de familie KEGGE ? Ik antwoordde dat ik de eer had er gepresenteerd te zijn. Nu zei ze, ik kan je zeggen: ik ben ziek naar de marabouts 20 van de freule. Het zijn allercharmantste marabouts 21 ; daarop volgde een heel gesprek over u."
"Waarlijk ?" vroeg HENRIETTE, hare oogen ongeloovig tot hem opslaande. "Foei, VAN DER H00GEN! je houdt me 22 een beetje voor den gek."
"Dat is ondeugend van je," antwoordde VAN DER H00GEN, insgelijks 23 glimlachende. "Hoor je 't mevrouw ? Foei, foei, welke zwarte soupçons!" Daarop trok hij zijn gezicht in een ernstige plooi en vervolgde: "Waarlijk, juffrouw HENRIETTE, het is jammer, heel jammer, dat je die menschen niet ziet. Het is een charmant huis. De freule C0NSTANCE is waarlijk allercharmantst."
"Ik weet niet, VAN DER H00GEN! maar ik geloof stellig dat er iets bestaat tusschen u en die freule C0NSTANCE!" merkte HENRIETTE aan; en zij lichtte haar kleinen wijsvinger op, en zag hem met de meest 24 mogelijke coquetterie in de oogen.
De heer VAN DER H00GEN had er, wed ik, zijn mooie handschoenen voor willen verbeuren, indien hij had kunnen blozen. Maar zijn blos was - wie weet waar ?
"Al weer foei!" hernam hij; "dat is nu toch niet edelmoedig, juffrouw HENRIETTE!" En hij lei de hand zeer gemoedelijk op zijn gebrocheerd vest; "ik verklaar u op mijn woord van eer, dat al wat men daar misschien van fluistert onwaar is."
Hij liet eene 25 korte geheimzinnige pauze volgen; daarna ging hij voort:
"Ik mag de freule C0NSTANCE heel gaarne; zij is waarlijk allercharmantst, maar... ik heb geen plans, in 't geheel geen plans. En wil je weten waarom zij mij juist gisteren zoo beviel ?"
"Welnu ?"
"Omdat zij zich zoo aan u intéresseerde" En hij sloeg de oogen liefelijk neder.
"Inderdaad, ondeugd!" plaagde HENRIETTE; "je zoudt me waarlijk nieuwsgierig maken, indien ik het zijn 26 kon!"
"Zij vond uw voorkomen zoo bijzonder lief en intéressant," zei VAN DER HOOGEN; "en ze had zóó veel van uw spelen gehoord." En zich tot mevrouw KEGGE keerende: "Lieve mevrouw! vereenig u toch met al wat in de stad smaak heeft, om uw dochter te dwingen 27 haar woord te houden."
"Dat behoeft niet meer!" zei HENRIETTE glimlachende: "Alles is bepaald; ik speel vrijdag."

piano
"Charmant, charmant, allercharmantst. Dat zal freule C0NSTANCE verrukken. Dat zal een sensatie in de stad geven. Een groot stuk, hoop ik...."
"Ik ben nog niet gedécideerd," antwoordde HENRIETTE: "wil de heer VAN DER H00GEN mij eens helpen kiezen ? Zullen wij den piano eens openmaken ?"
"Gaarne, dolgaarne."
"Maar gij moet reflecties maken...."
"Onmogelijk! onmogelijk!" riep VAN DER H00GEN. Daarop sprong hij van zijn stoel, bracht zijn hoed in een hoek van de kamer, waar hij hem zoo voorzichtig nederlegde, alsof hij een uitgeblazen eierschaal geweest was, ontblootte zijne 28 sneeuw- witte handjes en nagels coupés à l'anglaise, en hielp HENRIETTE de muziek uitzoeken.
Onderdies fluisterde hij halfhoorbaar: "Dat juffertje DE GR00T heeft toch een allercharmanst gezichtje!"
"Wat onbeduidend," antwoordde HENRIETTE.
"Niet waar ? dat is de eenige fout," sprak VAN DER H0OGEN.
"SAARTJE," hernam HENRIETTE, "het is goed dat ik er om denk. Grootmama heeft wel zeer verzocht of je haar een beetje gezelschap houden wilt 29."
"Graag, nicht HENRIETTE!" antwoordde SAARTJE; "ik ga terstond."
Ongaarne zag ik de lieve blauwe oogen vertrekken.
HENRIETTE begon te spelen, en de heer VAN DER H00GEN sloeg de bladen om; maar ik merkte op, dat hij er somtijds zoo lang meê 30 dat HENRIETTE, bevreesd dat hij het niet bij tijds doen zoude, zelve haar hand uitstak, waarop hij zich dan haastte die hand te ontmoeten, en een allerliefst excuus te fluisteren, of te glimlachen. Over 't geheel was de houding der jongelieden voor den 31 piano zeer vertrouwelijk.
écarté Intusschen zaten aan een klein tafeltje de jonge heeren R0B en ADAM écarté te spelen om een kwartje, en verminkte de kleine 32 HANNAH (want deze drie kinderen schenen op te blijven) de platen van een kostbaar boek tot mislukte knipsels.
Ik had nu geene 33 andere conversatie dan mevrouw, die mij vooreerst ophelderde dat de gebeurtenis, die al wat in de stad smaak had verrukken zou," geen andere was, dan dat HENRIETTE aanstaanden vrijdag op het damesconcert een obligaat op den 34 piano zou uitvoeren. De heer VAN DER H00GEN had haar zoo lang gebeden, en de directie van het concert had er mijnheer KEGGE zoo zeer om lastig gevallen, en HENRIETTE speelde ook zoo uitmuntend, dat men niet langer had kunnen weigeren. Na deze mededeelingen 35 begon ons gesprek te kwijnen, en wist ik niets beter te doen, dan haar af te vragen hoe 't haar in Holland beviel. Zij klaagde daarop steen en been. Het scheen hier te lande koud en nat te zijn; de menschen waren hier stijf en gierig, en altijd bij hun kinderen; de kinderen hadden zoo veel kleeren aan 't lijf, en de huizen waren zoo tochtig! Maar zij zelve was gelukkig altijd gezond, en de kinderen en KEGGE ook, en ook de hondjes.
De heer KEGGE kwam thuis en vertelde zoo veel nieuws, dat het blijkbaar was dat hij naar de sociëteit was geweest. Er kwam wijn binnen voor de dames, en er werd grog gemaakt voor de heeren. De heer KEGGE voegde zich bij den piano. SAARTJE kwam weder beneden en vertelde dat de oude mevrouw lust had om naar bed te gaan. Ik hield mij daarop met haar bezig door te zamen de platen te bezien eener prachtuitgaaf van LAF0NTAINE. Zij wist zoo goed welke fabels 36 door iedere plaat werden 37 voorgesteld, en sprak het fransch zoo wel uit, dat ik duidelijk bemerkte dat dit eenvoudig burgerdochtertje, dat geen bont mocht dragen, eene zeer goede opvoeding had gehad, en misschien ruim zoo goed geprofiteerd had, als ik van de schoone brunette en haar tweejarig pensionnaat 38 verwachten durfde.
Er werd nog een heele poos muziek gemaakt, en mevrouw KEGGE sluimerde niet haar hondjes in, en 39 werd niet wakker voordat de charmante heer VAN DER H00GEN weder op haar was toegeloopen, zijn hoofd op de borst had laten vallen, en betuigd dat hij, heer VAN DER H00GEN, de eer had haar dienaar te wezen.
Hij maakte dezelfde plichtpleging voor de dames 40, en begon nu aan den heer KEGGE.
"Apropos" - zeide hij - "goed dat ik er om denk. Er presenteert zich eerstdaags eene charmante gelegenheid om iets naar de West te verzenden. Een jong mensch aan een der bureaux zal zich waarschijnlijk décideeren er heen te gaan. Hier geen vooruitzichten voor iemand zonder familie; misschien daar nog een plaatsje als blankofficier; honorable betrekking."
"Vooral tegenwoordig!" merkte de heer KEGGE aan, "schoon 't bij ons beter is dan in Suriname. Daar zijn de blankofficiers geheel in verachting. Maar 't is dwaas, want zoo in Suriname als in Demerary zijn de meeste directeurs het zelf geweest."
HENRIETTE werd vuurrood op deze uitspraak. Welke gevolgtrekkingen kon de charmante heer VAN DER H00GEN niet uit deze 41, bekentenis opmaken! Maar de charmante heer VAN DER H0OGEN dacht misschien aan zijn eigen vader, die, zoo als ik naderhand vernam, een logementhouder te Amsterdam was, en met wien hij dien ten gevolge niets meer uitstaande 42,had dan dat hij nu en dan een wissel op hem trok.