In de editie van de Camera Obscura van 1946 verschilt in deze alinea de vetgedrukte tekst ten opzichte van de editie van 1884


Het is opmerkelijk hoeveel bijhangsels er tot de optuiging van een Limburgsch paard behooren waarvan men geene mogelijke nuttigheid kan uitdenken, en die ook alle, volgens getuigenis van den voerman, "allien maor voor den sieraod" zijn. Daaronder tellen een groot getal korte riemen en touwen, die van het hoofdstel tot het haam gaan, terwijl toch het beest enkel door stem en zweep (met hot en her) geregeerd wordt; daaronder, een paar koperen instrumenten, in de gedaante van breede groote haarkammen, op hetzelve haam, die niet zouden mogen ontbreken, hoe volstrekt doelloos zij ook zijn. Voeg hierbij een zwaren ijzeren ketting langs den boom der kar, en een krans van bellen om den nek van 't paard, waarvan de eerste een openlijke bespotting is van de groote makheid van het dier, en de andere een dadelijk paskwil op de breede wegen, waarop men elkander een uur ver ziet aankomen.