In de editie van de Camera Obscura van 1946 verschilt in deze alinea de vetgedrukte tekst ten opzichte van de editie van 1884


Toen al deze fraaiigheden naar behooren waren in orde gebracht en een groote hoop versch hooi in het tusschen de wielen bengelend net was geworpen, werd dwars in de kar, een dikke bos stroo geklemd, waar VLERK en HILDEBRAND plaats op namen; de deuren van den hoenderhof werden opengezet, en CHRISTOFFEL HERMANS, een kerel van zes voet, met een schoone blauwe kiel aan, trad vooruit, met de zweep van gevlochten teen losjes in den elleboog gesteund, en wees zijn stapper den weg. Het roode vliegennet kwam in beweging als een langzaam golvende bloedstroom, de bellen klonken, de keten rammelde, de twee zware wielen van de kar dreunden. Wij joegen den haan, die op de huif gevlogen was, weg, en onze tocht ving aan, terwijl CHRISTOFFEL HERMANS in 't blauw, en het groote paard in 't rood, wedijverden wie de grootste stappen konde nemen.