next up previous contents
Volgende: 5. Aanbevelingen Naar boven: De positie van het Vorige: 3. Evaluatie

Subsecties


4. Interviews

4.1 Inleiding

In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de personen die we hebben gevraagd hun mening te gegeven over de positie van de taal- en spraaktechnologie voor het Nederlands, de kwaliteit en beschikbaarheid van hulpmiddelen, hun behoeften, de rol van de overheid en de Taalunie, en de wenselijkheid van een nieuwe instelling voor taal- enspraaktechnologie. Ongeveer 80% van deze personen is door ons geïnterviewd, de rest reageerde per e-mail.


Tabel 4.1: Overzicht van respondenten. NL = werkzaam bij een Nederlandse instelling, VL = werkzaam bij een Vlaamse instelling, u = universitair, b = bedrijfsleven, o = overig (overheid, beleid, beheer van materialen), e = reactie per email, en i = interview. Er is één interview afgenomen met van Sterkenburg, Kruyt, en van der Kamp (INL) gezamenlijk. Hetzelfde geldt voor Decoo en Colpaert (Didascalia). Adriaens is geïnterviewd als vertegenwoordiger van Novell-Antwerpen. Dit bedrijf maakt intussen deel uit van Lernout & Hauspie.
Naam Instelling NL/VL u/b/o e/i
Prof. dr. G. Adriaens Novell, VL b/u e
  CCL (KU Leuven)      
Dr. B. van Bakel CTIT (UT) NL u e
Dr. G. Bloothooft OTS (RUU) NL u i
Dr. W. Ceusters Language and Computing VL b i
Dr. V. Claes RUCA VL u i
Dhr. J. Colpaert Didascalia VL b i
Prof. dr. W. Decoo Didascalia VL b i
Prof. dr. Y. Dologlou ESAT (KU Leuven) VL u i
Drs. A Dijkstra NWO NL o i
Drs. P. van der Eijk Cap Gemini NL b i
Dr. H. van Halteren Taal en Spraak (KUN) NL u e
Drs. Th. van den Heuvel Polderland NL b i
Prof. dr. F. de Jong CTIT (UT), TNO-TPD NL u/b i
Dhr. P. van der Kamp INL NL/VL u/o i
Dr. U. Knops LANT VL b i
Drs. S. Krauwer OTS (RUU) NL u,o i
Dr. G. Kruyt INL NL/VL u/o i
Prof. ir. J. Landsbergen OTS (RUU), IPO NL u/b e
Prof. dr. J.-P. Martens ELIS (U Gent) VL u i
Prof. dr. W. Martin Lexicografie (VU) NL u/o i
Prof. dr. M. Moortgat OTS (RUU) NL u i
Dr. E. den Os KPN NL b i
Prof. dr. R. Scha Afa-informatica (UvA) NL u e
Drs. R. Piepenbrock Celex (MPI/KUN) NL u/o i
Drs. M. van Staden TNO-STB NL o i
Prof. dr. P. van Sterkenburg INL NL/VL u/o i
Dr. F. Steurs KVH VL u e
Prof. dr. F. Van Eynde CCL (KU Leuven) VL u i/e
Prof. dr. D. Van Compernolle Lernhout & Hauspie, VL b,u i
  ESAT (KU Leuven)      
Dr. P. Vossen Alfa-informatica (UvA) NL u i
Prof. dr. D. Willems Franse taalkunde (U Gent) VL u i
Dr. J. Zuidema Van Dale NL b i

4.2 Toekomstige toepassingen

Er is een zeer grote concensus over toepassingen die in de toekomst van belang zullen zijn. Met name toepassingen waarbij spraaktechnologie een rol speelt (inclusief spraak-naar-spraak vertaling) en toepassingen die zich bevinden in het gebied van de information/document retrieval/extraction worden door een meerderheid van de respondenten genoemd. Daarnaast werd genoemd:

4.3 Bestaande hulpmiddelen

De meeste respondenten vinden dat er weinig tot niets aan hulpmiddelen voor het Nederlands beschikbaar, respectievelijk gemakkelijk toegankelijk is. Het hulpmiddel dat veruit het meest genoemd wordt is CELEX. Bijna alle andere hulpmiddelen worden door slechts één of twee respondenten genoemd.

4.4 Het Nederlands in relatie tot andere talen

Bij de meeste respondenten bestaat de indruk dat er voor andere talen, en dan met name voor het Engels, aanzienlijk meer beschikbaar is dan voor het Nederlands. De vraag of het Nederlands er slechter voorstaat dan andere talen wanneer het Engels buiten beschouwing wordt gelaten wordt niet eenduidig beantwoord. Sommigen menen dat de situatie voor het Nederlands slechter is dan voor andere talen, terwijl anderen menen dat het Nederlands redelijk meekomt.

De meeste respondenten vonden het te ver gaan een uitputtend overzicht te geven van hulpmiddelen die voor andere talen bestaan, maar niet voor het Nederlands. Wel noemde men soms saillante voorbeelden:

4.5 Behoeften

Er blijkt een vrij algemene behoefte te bestaan aan grotere corpora, die rijk geannoteerd zijn. Daarnaast is er behoefte aan verschillende vormen van lexicale informatie. Een aanzienlijk aantal respondenten heeft behoefte aan meer formele en computationele beschijvingen en implementaties van de Nederlandse grammatica, hetzij als hulpmiddel bij het zelf maken van (domein- of applicatiespecifieke) parsers, hetzij als (modificeerbaar) onderdeel van een programma voor grammaticacorrectie, automatisch vertalen, information retrieval, etc. Een aantal respondenten wijst ook op het feit dat er niets beschikbaar is dat evaluatie van bestaande hulpmiddelen mogelijk zou maken.

Corpora

Lexicale informatie

Halffabrikaten

Standaards en evaluatiemateriaal

Overig

Skeptische reacties

Respondenten gaven soms ook aan dat ze weinig belang hechten aan bepaalde hulpmiddelen:

4.6 Basiscollectie

De meeste respondenten staan positief tegenover het ontwikkelen van een basiscollectie. Randvoorwaarden zijn dat het materiaal tegen een redelijke vergoeding beschikbaar moet zijn (ook voor het bedrijfsleven), en dat er garanties zijn voor continuïteit. Sommige respondenten benadrukken het belang van standaards (zoals EAGLES), terwijl anderen (met name in het bedrijfsleven) hier luchtiger over doen, en veronderstellen dat alles wat systematisch gedaan is nuttig zal zijn. Met name het bedrijfsleven verwacht dat met de beschikbaarheid van basisvoorzieningen de mogelijkheden om commerciele toepassingen te ontwikkelen zullen toenemen. Universitaire instellingen hebben vooral behoefte aan materiaal dat voor onderwijs en fundamenteel ( precompetitive) onderzoek gebruikt kan worden.

Bij universitaire instituten bestaat ook de bereidheid mee te werken aan het opzetten van zo'n basiscollectie. Het bedrijfsleven ziet zichzelf in de eerste plaats als gebruiker van de basiscollectie, en lijkt ook niet bereid substantieel te investeren in de ontwikkeling hiervan. De vraag wat deel zou moeten uitmaken van zo'n basiscollectie is niet systematisch aan de orde geweest. Een goede indruk van wat daar onder verstaan zou kunnen worden levert evenwel het overzicht van behoeften van de verschillende respondenten. Daarnaast leven er blijkbaar in de kringen van ELSNET ideeën voor de ontwikkeling van een basic language resource kit die voor iedere Europese taal beschikbaar zou moeten zijn.

Tenslotte benadrukken verschillende respondenten dat de overheid de ontwikkeling van dergelijke hulpmiddelen en tools niet aan het bedrijfsleven over moet laten. De overheid kan kwaliteitseisen stellen die wellicht verder gaan dan wat commerciële partijen als haalbaar beschouwen. Daarnaast wordt met het openbaar maken van hulpmiddelen zowel het fundamenteel onderzoek alsook het toegepaste (commerciële) onderzoek gestimuleerd.

4.7 Onderwijs en personeel

Men is over het algemeen somber over de mogelijkheden om gekwalificeerd personeel te vinden. Dit geldt vooral voor meer technisch onderlegde medewerkers. De laatste categorie vindt ook gemakkelijk in andere sectoren werk.

De instroom in (Nederlandse) letterenopleidingen is laag. Sommigen zien ruimte voor een meer interdisciplinaire benadering, waarbij ook op de middelbare scholen reeds de nodige bekendheid aan het vakgebied zou moeten worden gegeven. Anderen gaan nog verder, en menen dat taal- en spraaktechnologie vooral binnen de Informatica gelokaliseerd zou moeten worden. Voor Vlaanderen geldt dat specifieke TST opleidingen in de eerste en tweede cyclus ontbreken, en dat zelfs studierichtingen met voldoende aandacht voor formele taalkunde schaars zijn. Ook wat aanvullende of gespecialiseerde TST-studies betreft is het aanbod zeer schaars.

Daarnaast zou samenwerking tussen opleidingen het probleem van een lage instroom gecombineerd met een vrij uitgebreid vakgebied kunnen oplossen. Om de kwaliteit van de opleidingen te garanderen zou verder aansluiting bij bestaande (Nederlandse) `kwaliteit en studeerbaarheids'-projecten en Europese initiatieven gezocht kunnen worden. Ook de samenwerking tussen Nederlandse en Vlaamse opleidingen zou verbeterd kunnen worden.

4.8 Een nieuwe beleidsinstelling

Er heerst een vrijwel algemene onvrede over het huidige beleid met betrekking tot TST. Men spreekt over gebrek aan coördinatie, en versnipperde initiatieven. Er is een behoefte aan een aanspreekpunt waar men op de hoogte is van beleidsinitiatieven, lopende projecten, subsidiemogelijkheden, en van bestaande hulpmiddelen.

In Nederland lijkt er vooral bij OCW (via onderzoeksfinancier NWO) wel aandacht voor TST te bestaan. Vanuit EZ is er weinig tot geen aandacht voor TST, alhoewel dat in het verleden wel het geval was (zie ook het Euromap-NL rapport (van Staden, 1998)). Opvallend is dat er vanuit de technische hoek (TNO, Universiteit Twente) wel contacten met EZ lijken te bestaan.

In Vlaanderen speelt met name het IWT een rol bij het opstarten van TST-projecten. Van FWO (enkel ruimte voor fundamenteel onderzoek) verwacht men minder.

De roep om meer coördinatie, een betere samenwerking tussen bestaande instellingen, en een doorzichtiger beleid is vrij algemeen. Ook wordt er aangedrongen op het verruimen van de mogelijkheden om te komen tot Vlaams-Nederlandse samenwerking, bijvoorbeeld door structureel de mogelijkheid te bieden gezamenlijke TST-onderzoeksprojecten aan te vragen.

Voor wat betreft het beheer en onderhoud van hulpmiddelen wordt erop gewezen dat binnen het project voor een Corpus gesproken Nederlands een aantal van deze kwesties geregeld zal moeten worden, en dat men daarvan gebruik zou kunnen maken om te komen tot een meer structurele voorziening. Tegelijkertijd zou de rol van instanties als het INL, CELEX, SPEX, en, op het internationale vlak, ELRA bekeken moeten worden, die nu een deel van deze functie vervullen.

De meningen over het oprichten van een nieuw instituut zijn verdeeld. Enerzijds is men huiverig voor het oprichten van weer een nieuwe instantie. Men verwacht dat het mogelijk moet zijn om binnen de bestaande structuren te komen tot een beter beleid en betere samenwerking. Anderzijds wordt ook de situatie in Griekenland of Denemarken als voorbeeld genoemd, waar een nationale instelling verantwoordelijk is voor het beheer van TST-hulpmiddelen. Degenen die voor een nieuwe instelling zijn denken dan ook vooral aan een instituut dat het technisch beheer van hulpmiddelen op zich neemt, en niet direct aan een beleidsinstantie.

4.9 De rol van de Taalunie

De meningen over de mogelijke rol van de Taalunie op het gebied van TST zijn verdeeld. Als positieve punten worden genoemd het feit dat de Taalunie kan zorgen voor Vlaams-Nederlandse samenwerking, dat de Taalunie als belangenbehartiger van het Nederlands op kan treden en daarbij los staat van onderzoeksinstanties, dat de Taalunie kan zorgen voor meer structurele aandacht voor TST, en dat de Taalunie een rol kan spelen bij het oplossen van juridische kwesties. Als negatieve punten worden genoemd het feit dat de Taalunie te ver van het bedrijfsleven (de techniek, de markt) afstaat, dat de Taalunie te literair is en teveel een bewaker van het Nederlands is, en dat de Taalunie de juiste expertise mist.


next up previous contents
Volgende: 5. Aanbevelingen Naar boven: De positie van het Vorige: 3. Evaluatie
Bouma G.
1998-10-13