Logo RUG Logo Arts

Charlotte Gooskens

 

Current project

Mutual intelligibility of closely related languages in Europe: linguistic and non- linguistic determinants

In Europe a large number of languages are spoken. These languages enjoy different statuses, some are officially recognized, while others are spoken by minority populations. Respect for linguistic diversity is a core EU value but the linguistic diversity can lead to communication problems that might only be reconciled with sufficient knowledge about the language situation at hand. In 2007 the High Level Group on Multilingualism (HLGM) therefore published an overview of research topics that should be investigated to improve communication within Europe while still preserving multilingual richness. Two of these topics form the basis for the present investigation. Firstly, the HLGM notes a lack of knowledge about mutual intelligibility between closely related languages in Europe and the lack of knowledge about the possibilities for communicating through receptive multilingualism, i.e., where speakers of closely related languages each speak their own language. Secondly, the HLMG notes a need for an evaluation of the potentials and limitations of the use of English as a lingua franca at the European level. More knowledge is needed about how well speakers of various languages in Europe understand each other in English. We propose a large-scale investigation of the mutual intelligibility of closely related languages within the Germanic, Slavic and Romance language families. The results will be correlated with linguistic factors, such as phonetic and lexical distances, as well as extra-linguistic factors, such as language attitudes towards and familiarity with different languages. Tests will also be carried out with English as a Lingua Franca (ELF) to compare the (mutual) intelligibility of closely related languages with the (mutual) intelligibility of ELF as spoken by the same groups of speakers. Intelligibility, attitude and familiarity tests will be carried out by means of web-based experiments. The results will be will be made available through the internet. They will provide a basis for developing a model that explains mutual intelligibility between closely related languages. In a more general sense the results will provide a greater understanding of the robustness of the human language processing system. How deviant can a language be before it is no longer intelligible to the listener? The results will also be of great value to European policy makers. A publicly available user-friendly internet application will be developed for use by future target groups of researchers and policy makers. In this way additional languages can be tested later that were not initially included in the project.

Full project description (pdf)

Project homepage

The project is funded by the Netherlands Organization for Scientific Research (NWO Vrije competitie, 2011-2016).

Previous project

Linguistic determinants of mutual intelligibility in Scandinavia (NWO Vidi, 2006-2011)

Summary in English

The three mainland Scandinavian languages, i.e. Danish, Swedish and Norwegian, have a reputation of being mutually intelligible, which means that the speakers are able to communicate each using his or her language. However, in daily practice inter-Scandinavian communication sometimes fails. The results of a number of studies have shown that especially Danes and Swedes have difficulties understanding each other's language. The problems are commonly explained by extra-linguistic factors such as linguistic experience and language attitude. Linguistic explanations have mostly been neglected due to the lack of a suitable method for quantifying linguistic distance. Recently, such methods have been developed. The aim of the present project is to use these newly developed methods and refine them in order to be able to measure communicatively relevant linguistic distances among the spoken Scandinavian languages. On the basis of these measurements, a model will be developed that explains mutual intelligibility in Scandinavia.

First, the model will be developed and tested on adults. However, in order to be able to exclude the influence of extra-linguistic factors such as attitude and experience, the model will be tested on children as well, assuming that most of the extra-linguistic factors have little or no influence on intelligibility among children. In addition, the experiments with children will give new insights into the way children deal with the comprehension of closely related languages, an area that has received little attention so far.

As a point of departure the model will be developed for the standard Scandinavian languages. In a later stage Scandinavian dialects will be included. As the model is expected to be applicable to combinations of closely related languages and languages varieties outside Scandinavia as well, the results will increase our general understanding of the role of linguistic distance in the mutual intelligibility of closely related languages.

Summary in Dutch (lekensamenvatting)

De drie Scandinavische talen Deens, Noors en Zweeds zijn zo nauw verwant dat Scandinaviërs meestal met elkaar praten in hun eigen taal. De communicatie verloopt echter niet altijd zonder problemen. In het verleden zijn in Scandinavië meerdere onderzoeken uitgevoerd om te inventariseren hoe goed Scandinaviërs elkaar kunnen verstaan. De onderlinge verstaanbaarheid van talen is in principe afhankelijk van drie factoren:

  1. houding tegenover de taal,
  2. contact en ervaring met de taal,
  3. linguïstische afstand tot de taal.

Tot nu toe was er vooral aandacht voor de eerste twee factoren. Er bestaan wel contrastieve beschrijvingen van de Scandinavische talen, maar de relatie tussen linguïstische afstanden en verstaanbaarheid is nooit nauwkeurig onderzocht. Deze lacune werd vooral veroorzaakt door het ontbreken van geschikte methodes om linguïstische afstanden te kwantificeren.

Recentelijk is er op dit gebied grote vooruitgang geboekt door de ontwikkeling van geautomatiseerde methodes om afstanden tussen talen en dialecten te meten (zie Gooskens & Heeringa 2004 en Bezooijen & Gooskens geaccepteerd). Deze methodes zijn vooral gebruikt om dialectindelingen te maken. Het is echter nog onduidelijk hoe goed ze verstaanbaarheid kunnen modelleren. De relatie tussen linguïstische afstanden en verstaanbaarheid is complex. Zo heeft psycholinguïstisch onderzoek aangetoond dat klankverschillen aan het begin van een woord storender zijn voor woordherkenning dan klankverschillen aan het einde van een woord. Fonetisch onderzoek heeft aannemelijk gemaakt dat sommige klankverschillen (bijvoorbeeld tussen ie en aa) tot grotere problemen voor de woordherkenning leiden dan andere (bijvoorbeeld tussen o en oo). Hoe deze factoren interacteren in de communicatieve situatie tussen sprekers van verwante talen is echter niet bekend. In het hier aangevraagde onderzoek zullen de bestaande afstandsmaten verder worden uitgewerkt en verfijnd om taalbegrip in dit soort situatie te modelleren. Het doel is een model te ontwikkelen dat de mate van verstaanbaarheid van nauw verwante taalvariëteiten kan verklaren en voorspellen op basis van linguïstische factoren.

In eerste instantie zal het model worden ontwikkeld en getest op volwassenen. Volwassen Scandinaviërs worden echter in 3 hun communicatie met andere Scandinaviërs geholpen door hun eerdere ervaring met Scandinavische talen en door hun kennis van andere talen zoals het Engels. Ook hun houding ten opzichte van het land en de taal van hun gesprekspartner speelt een rol. Deze factoren worden in de literatuur genoemd als de belangrijkste redenen waarom de verstaanbaarheid niet altijd symmetrisch is. Denen verstaan Zweeds beter dan Zweden Deens verstaan. Door de ontwikkelde modellen ook te testen op kinderen kan de invloed van houding en ervaring worden uitgeschakeld. Er kan immers vanuit worden gegaan dat de prestaties van kinderen over het algemeen nog niet beïnvloed zijn door deze niet-linguïstische factoren. Op deze manier kan onderzocht worden of de asymmetrie tussen Zweden en Denen ook verklaard kan worden door linguïstische factoren. De experimenten met kinderen zullen ook nieuwe inzichten kunnen geven in de strategieën die kinderen gebruiken om nauw verwante talen en dialecten te begrijpen. Dit is een gebied waaraan tot nu weinig aandacht is besteed.

Het model zal in eerste instantie worden ontwikkeld voor de Scandinavische talen en dialecten, maar naar verwachting zal het later ook kunnen worden toegepast op andere nauw verwante talen zoals het Nederlands/Duits of de Romaanse talen. Op Europees niveau is het voor toekomstig taalbeleid belangrijk meer inzicht te krijgen in factoren die bijdragen aan de succesvolle communicatie tussen sprekers van nauw verwante talen. Kennis van het belang van verschillende linguïstische niveaus voor onderlinge verstaanbaarheid is ook van belang voor didactische doeleinden. Dergelijke inzichten geven de mogelijkheid meer gericht aandacht te besteden aan factoren die een essentiële rol spelen in de verstaanbaarheid van nauw verwante talen.

Gooskens, Charlotte & Wilbert Heeringa (2004). Perceptive evaluation of Levenshtein dialect distance measurements using Norwegian dialect data. Language variation and Change, vol. 16, no. 3, pp. 189-207.

Bezooijen, Renée van & Charlotte Gooskens (2005). Intertalig tekstbegrip. De begrijpelijkheid van Friese en Afrikaanse teksten voor Nederlandse lezers. Nederlandse Taalkunde.

Full research proposal

Available in PDF.

Last update: 07-04-09