Inhoud

• Inleiding door prof. dr ir H. Mol (vii)
• Jongens (5)
• Kinderrampen (10)
• Een beestenspel (19)
• Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout (26)
• Humoristen (42)
• De familie Stastok (45)
  • De aankomst (45)
  • De ontvangst (48)
  • Hildebrand ziet de stad en Pieter verstout zich pot te spelen (53)
  • Het diakenhuismannetje vertelt zijn historie (60)
  • Er komen mensen op een kopje thee, om verder het avondje te passeren (69)
  • Pieter is waaratje verliefd, en hoe wij uit spelevaren gaan (86)
• Varen en rijden (107)
• Genoegens smaken (119)
• Een oude kennis (126)
  • Hoe warm het was en hoe ver (126)
  • Hoe aardig het was (134)
  • Hoe voortreffelijk zij was (140)
• Verre vrienden (145)
• Narede, en opdracht aan een vriend (155)
• De familie Kegge (160)
  • Een treurige inleiding (160)
  • Kennismaking met mensen en dieren (164)
  • Een juffertje en een mijnheer (177)
  • Vaderangsten en kinderliefde (184)
  • Om te bewijzen dat eenvoudige genoegens ook genoegens zijn, en voorts iets droevigs (195)
  • De grootmoeder (204)
  • Een concert (208)
  • Ochtendbezoek en avondwandeling (221)
  • Een hoofdstuk, waarmee de auteur ijselijk verlegen is, omdat hij er zelf de mooie rol in speelt, iets dat hij wel weet dat hem in 't geheel niet past, maar dat hij voor ditmaal niet helpen kan (229)
  • Het hofje. De heer van der Hoogen af (236)
  • Een grote hans en adellijke Heer. Besluit (246)
• 's Winters buiten (252)
• Gerrit Witse (267)
  • Studentenangst (267)
  • Oudervreugd (275)
  • Meisjeskwelling (279)
  • Vrienden-hartelijkheid (287)
  • Dokters lief en leed (306)
  • Bijvoegsel der derde uitgave tot de Narede en opdracht aan een vriend (313)

De schaduwen en schimmen van Nadenken, Herinnering en Verbeelding vallen in de ziel als in een Camera Obscura, en sommige zo treffend en aardig dat men lust gevoelt ze na te tekenen en, met ze wat bij te werken, op te kleuren, en te groeperen, er kleine schilderijen van te maken, die dan ook al naar de grote Tentoonstellingen kunnen gezonden worden, waar een klein hoekje goed genoeg voor hen is. Men moet er evenwel geen portretten op zoeken; want niet alleen staat er honderdmaal een neus van Herinnering op een gezicht van Verbeelding, maar ook is de uitdrukking des gelaats zo weinig bepaald, dat een zelfde tronie dikwijs op wel vijftig onderscheiden menschen gelijkt.