Eye Lab

Onderzoek met volwassenen

In het Eye Lab wordt ook onderzoek gedaan met volwassenen. Hieronder staat een beschrijving van een afgerond onderzoek naar Nederlands leren op latere leeftijd, maar er zijn ook onderzoeken uitgevoerd naar het lezen van poezie en het bekijken van schilderijen.

Nederlands als tweede taal

Onderzoek in het Eye Lab met volwassenen is onder andere gedaan door Hanneke Loerts in het kader van haar promotieonderzoek. Haar onderzoek richtte zich op het Nederlandse geslachtensysteem, waarbij woorden worden opgedeeld in de-woorden en het-woorden. Als we als kind onze moedertaal leren, dan gaat dit bijna vanzelf. Vaak kunnen we de onderliggende regels van onze eigen taal niet eens opnoemen. Waarom zeggen wij bijvoorbeeld 'een mooi meisje' en niet een 'een mooie meisje', terwijl je wel over 'het mooie meisje' kunt praten? Mede door de vreemde regels blijkt het Nederlandse geslachtensysteem één van de grootste struikelblokken voor mensen die op latere leeftijd Nederlands leren. Dit heeft te maken met de scheve verdeling van de- en het-woorden (75% de-woorden tegenover 25% het-woorden), de onduidelijke toewijzing van de naamwoorden aan deze twee categorieën ('de kluis', maar 'het huis') en de onduidelijke grammaticale regels van het systeem (zoals de verschillende uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord na onbepaalde en bepaalde lidwoorden: 'een mooi meisje' en 'het mooie meisje'). Gebruiken Nederlandse moedertaalsprekers dit vreemde systeem ook tijdens het luisteren naar taal? En kunnen tweede taalleerders, die na hun puberteit Nederlands hebben geleerd, een dergelijk abstract systeem nog onder de knie krijgen?

Uit de onderzoeken van Hanneke Loerts blijkt dat het abstracte Nederlandse geslachtensysteem wel degelijk nut heeft tijdens taalverwerking: moedertaalsprekers gebruiken het lidwoord 'de' om te voorspellen wat het volgende woord zal zijn. Het lidwoord 'het' kan echter niet voorspellend gebruikt worden, waarschijnlijk omdat alle woorden voorafgegaan kunnen worden door 'het' wanneer zij als verkleinwoord worden gebruikt (zoals in 'het autootje'). Ondanks deze asymmetrie reageerden moedertaalsprekers wel even sterk op fouten van de- en het-woorden (zoals '*het kluis' en '*de huis'). De asymmetrie had echter wel weer gevolgen voor de reacties van late tweede taalleerders: na langdurige blootstelling aan het Nederlands konden zij fouten van de-woorden herkennen en repareren, maar fouten van het-woorden (zoals '*de huis' of '*de meisje') werden niet als fout herkend. Ook konden de late leerders geslachtsmarkering niet gebruiken om woorden te voorspellen. Het leren van een asymmetrisch en abstract systeem lijkt alleen mogelijk na jarenlange ervaring. En zelfs dan blijft het ongewone geslacht, de het-woorden, een immens struikelblok.

Copyright © 2014  Eye Lab