Petra Hendriks

Een gehoorstoornis kan van invloed zijn op de taalontwikkeling van kinderen. Hoewel veel kinderen met een gehoorstoornis al op jonge leeftijd cochleaire implantaten ontvangen, betekent dat nog niet dat hun taalontwikkeling geheel normaal verloopt.


In het Nederlands

Samen met prof. dr. Deniz Başkent (Audiologie, UMCG) onderzoek ik welke gevolgen gehoorstoornissen hebben voor taalbegrip in het Nederlands. In november 2016 is promovendus Leanne Nagels begonnen aan een onderzoek naar de invloed van de waarneming van stemeigenschappen op de verwerking van spraak en taal in kinderen met een cochleair implantaat.

In 2013 onderzochten we samen met Jacolien van Rij, Rolien Free en student Engels Zheng Yen Ng in welke mate normaalhorende Nederlandse kinderen voornaamwoorden zoals hem en zichzelf begrijpen in kunstmatig gedegradeerde spraak. Op 18 december 2013 presenteerde Zheng de eerste resultaten van dit onderzoek op de Dag van de Fonetiek in Utrecht. De uiteindelijke resultaten van dit onderzoek zijn in 2013 verschenen in Journal of the Acoustical Society of America. Op basis van dit onderzoek met kunstmatig gedegradeerde spraak concluderen we dat het hebben van een cochleair implantaat op zich het begrip van voornaamwoorden niet hoeft te belemmeren. Als kinderen met een cochleair implantaat meer fouten maken dan kinderen zonder een gehoorstoornis, dan zal dit waarschijnlijk niet liggen aan het cochleair implantaat, maar aan de gebrekkige kwaliteit van hun taalinput tijdens de taalontwikkeling.


In het Duits

Belangrijk voor taalbegrip, maar niet heel erg opvallend in het spraaksignaal, zijn naamvallen en werkwoordsuitgangen. In samenwerking met prof. dr. Esther Ruigendijk en promovendus Atty Schouwenaars (Carl von Ossietzky Universität Oldenburg) onderzoek ik of Duitse kinderen met een cochleair implantaat een achterstand hebben in hun productie en begrip van naamvallen en werkwoordsuitgangen.